STAATSHERVORMING (15): DE EERSTELIJNSGEZONDHEIDSZORGEN
Binnen de zorgverlening zijn er een aantal onderverdelingen: de eerstelijnsgezondheidszorg (die meteen toegankelijk is, zoals de huisarts, apotheker of thuisverpleger), de tweedelijnsgezondheidszorg (bv. de specialist) en de derdelijnsgezondheidszorg (bv. in een expertiselaboratorium van een universitair ziekenhuis). De zesde (!) “staatshervorming” beoogt de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg en de ondersteuning van de gezondheidszorgberoepen van die eerste lijn te defederaliseren.
Sedert 1980 zijn de gemeenschappen principieel bevoegd voor de eerstelijnsgezondheidszorgen, met uitzondering van de federale bevoegdheden terzake. Zo is de “Vlaamse” gemeenschap vandaag bevoegd voor de erkenning en subsidiëring van de Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg (SEL’s) en de erkenning van de Geïntegreerde Diensten Thuisverzorging (GDT’s), al is de financiering daarvan wel federaal.
De federale overheid is voorts in principe exclusief bevoegd voor de huisartsenkringen, de Lokale Multidisciplinaire Netwerken (LMN’s), de palliatieve Samenwerkingsverbanden (PSV) en multidisciplinaire begeleidingsequipes palliatieve verzorging. De erkenning van palliatieve samenwerkingsverbanden en van de palliatieve netwerken is dan weer gecommunautariseerd. Deze versnippering van bevoegdheden wordt, zoals gewoonlijk, onder het mom van de “homogene bevoegdheidspaketten” aangegrepen om alles wat nog “federaal” was te splitsen.
De gemeenschappen worden zo bevoegd voor:
– de regels met betrekking tot en de financiering van de huisartsenkringen die de wachtdiensten organiseren;
– het Impulsfonds voor de huisartsgeneeskunde (o.a. om jonge huisartsen te helpen bij het starten van hun praktijk en te stimuleren om zich in zones die een tekort aan huisartsen kennen te vestigen);
– de Lokaal Multidisciplinaire Netwerken (samenwerkingsplatformen tussen verschillende zorgverleners, meestal tussen huisartsen en specialisten. Die laatsten behoren echter tot de “tweedelijnsgezondheidszorgen”, en die zijn een exclusief nationale bevoegdheid);
– de Geïntegreerde Diensten Thuisverzorging (dit zijn gezondheidsinstellingen die, binnen een zorgregio, het geheel van de toegetreden praktijken van eerstelijnszorg omvatten, waarop mensen een beroep doen teneinde hun gezondheidstoestand te verbeteren);
– de preventieacties door tandartsen;
– de geneeskundige commissies (deze hebben o.a. tot doel om erover te waken dat de geneeskunde niet op een onwettige manier wordt uitgeoefend);
– De palliatieve samenwerkingsverbanden en de palliatieve multidisciplinaire teams.
Het doel van deze splitsingen is natuurlijk niet moeilijk te achterhalen: enerzijds willen de separatisten de bres in de Belgische sociale zekerheid uitdiepen en, anderzijds, willen ze in een komende zevende (!) ‘staatshervorming’ in de naam van “homogene bevoegdheidspaketten” de splitsing van de tweede- en van de derdelijnsgezondheidszorgen eisen. Indien evenwel “homogene bevoegdheidspaketten” werkelijk de bekommernis van de particratie waren, dan diende men eenvoudigweg de delen van de eerstelijnsgezondheidszorgen die gesplitst waren, te herfederaliseren. Maar het versterken van de Belgische staat is voor deze particratie natuurlijk vloeken in de “Vlaamse” of “Waalse” kerk. De particraten versnipperen liever het beleid tussen taalgemeenschappen. Wat daar toekomstgericht is, is een raadsel, laat staan dat dit door de Belgische bevolking gevraagd werd.
REFORME DE L’ETAT (15): LES SOINS DE SANTE DE PREMIERE LIGNE
Au sein des soins de santé, il faut distinguer: les soins de santé de première ligne (qui sont directement accessibles, comme le médecin, le pharmacien ou l’infirmier à domicile), les soins de santé de deuxième ligne (p. ex. le spécialiste) et les soins de santé de troisième ligne (p. ex. les laboratoires d’expertise dans un hôpital universitaire). La sixième ( ! ) “réforme de l’Etat” entend défédéraliser l’organisation des soins de santé de première ligne et le soutien aux professions de soins de santé de cette première ligne.
Depuis 1980, les communautés sont en principe compétentes pour les soins de santé de première ligne, à l’exception des compétences fédérales y afférentes. Ainsi, la communauté “flamande” est aujourd’hui compétente pour l’agrément et la subvention des Initiatives de Coopération Soins de Santé de Première Ligne et l’agrément des Services Intégrés de Soins à Domicile (SISD), bien que le financement de cette matière soit fédéral.
Le gouvernement fédéral détient en principe la compétence exclusive pour les cercles des médecins généralistes, les réseaux locaux multidisciplinaires (RLM), les réseaux palliatifs (RP) et les équipes d’accompagnement multidisciplinaires palliatives. L’agrément des réseaux palliatifs et des équipes d’accompagnement multidisciplinaires palliatives est par contre communautarisé. Cet éparpillement de compétences est, comme d’habitude, pris pour excuse pour scinder tout ce qui était encore resté fédéral sous couvert des « paquets de compétences homogènes”.
Ainsi, les communautés deviendront compétentes pour:
– les règles concernant les cercles de médecins généralistes qui organisent les gardes et leur financement;
– le fonds Impulseo pour la médecine générale (notamment pour aider les jeunes médecins généralistes à démarrer leur pratique et à les stimuler à s’établir dans des zones qui manquent de médecins généralistes);
– les réseaux locaux multidisciplinaires (RLM) (des plateformes de coopération entre plusieurs dispensateurs de soins, dans la plupart des cas entre les médecins généralistes et les spécialistes. Ces derniers appartiennent cependant aux “soins de santé de deuxième ligne”, qui sont une compétence exclusive nationale);
– les Services Intégrés de Soins à Domicile (il s’agit d’institutions de soins de santé qui dans une région de soins contiennent la totalité des cabinets associés de soins de santé de première ligne auxquels les gens font appel afin d’améliorer leur état de santé);
– les actions de prévention menées par les dentistes.
– les commissions médicales (celles-ci ont notamment pour but de veiller à ce que la médecine ne soit pas pratiquée de façon illégale);
– les réseaux palliatifs et les équipes multidisciplinaires palliatives.
Il n’est évidemment pas difficile de comprendre le but de ces scissions: d’une part, les séparatistes veulent creuser la brèche dans la sécurité sociale belge et, d’autre part, ils entendent exiger lors de la future septième ( !) “réforme” de l’Etat la scission des soins de santé de deuxième et de troisième ligne au nom des “paquets de compétences homogènes”. Néanmoins, si la particratie se souciait vraiment des “paquets de compétences homogènes” il suffisait tout simplement de refédéraliser les parties des soins de santé de première ligne qui étaient scindées. Toutefois, renforcer l’Etat belge est évidemment impensable pour cette particratie. Les particrates préfèrent éparpiller la politique entre les communautés linguistiques. On ne voit pas en quoi cela peut être porteur d’avenir, sans mentionner le fait que ces scissions n’aient jamais été réclamées par la population belge.
