JUGEMENT B.U.B. / RTBF – VRT – VONNIS B.U.B. / RTBF – VRT

JUGEMENT B.U.B. / RTBF – VRT: ILLOGIQUE, LACUNAIRE ET PROTECTIONNISTE

Le 9 mai 2006, le Tribunal de Première Instance de Bruxelles a rendu un jugement dans l’affaire que le B.U.B. avait intenté      contre les médias publics.

Ce jugement est illogique, lacunaire et protectionniste pour au moins les raisons suivantes:

1) le tribunal n’admet pas la connexité des actions contre les deux médias et déclare l’action contre la VRT, deuxième défenderesse, irrecevable. La Cour de Cassation prône pourtant une scission des affaires dans un tel cas, ce que le B.U.B. avait clairement souligné.

2) l’action contre la RTBF est recevable, mais non-fondée pour le motif que le B.U.B., bien qu’il soit un parti sérieux, non éphémère (dixit le tribunal), n’a pas droit à un accès aux médias publics vu ses faibles résultats électoraux. Il s’agit bien d’un cercle vicieux: le parti ne peut s’exprimer via les canaux principaux de la propagande politique, donc il reste petit car les électeurs ne le connaissent pas ou ne le connaissent que via ses détracteurs.

3) le tribunal ne répond pas à l’argument du B.U.B. concernant la discrimination totale de la grande minorité nationale d’unitaristes et de fédéralistes d’union dans les médias publics, fait indéniable et d’ailleurs non contesté. Rappelons que le B.U.B. avait prouvé l’existence de cette grande minorité nationale sur base de sondages professionnels et que les médias publics se doivent d’être pluralistes selon leurs statuts.

Le B.U.B. interjettera appel contre ce jugement.

VONNIS B.U.B. / RTBF – VRT: ONLOGISCH, LACUNAIR EN PROTECTIONNISTISCH

Op 9 mei 2006 heeft de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel een vonnis geveld in de zaak die de B.U.B. had ingeleid tegen de openbare media.

Dit vonnis is onlogisch, lacunair en protectionistisch om minstens de volgende redenen:

1) de rechtbank heeft de samenhang tussen de vorderingen tegen beide media verworpen en de vordering tegen de VRT, tweede verweerster, onontvankelijk verklaard. Het Hof van Cassatie staat daarentegen een splitsing voor van de vorderingen in zulk een geval, wat de B.U.B. duidelijk had onderstreept.

2) de vordering tegen de RTBF is ontvankelijk, maar ongegrond wegens de reden dat de B.U.B., ondanks het feit dat het gaat om een serieuze en duurzame partij (dixit de rechtbank), geen recht heeft op mediatoegang gezien zijn zwakke kiesresultaten. Het gaat hier uiteraard om een vicieuze cirkel: de partij kan zich niet uitdrukken via de belangrijkste kanalen van politieke propaganda, dus blijft hij klein omdat de kiezers de partij niet kennen of de partij alleen kennen via zijn tegenstanders.

3) de rechtbank antwoordt niet op het argument van de B.U.B. betreffende de totale discriminatie van de grote nationale minderheid van unitaristen en unie-federalisten in de openbare media, onmiskenbaar feit dat trouwens niet werd betwist. De B.U.B. had het bestaan van deze grote nationale minderheid bewezen op basis van professionele opiniepeilingen en de openbare media dienen pluralistisch te zijn op basis van hun statuten.

De B.U.B. zal beroep aantekenen tegen dit vonnis.