HET CONFEDERALISME VOLGENS CD&V
Tijdens haar congres van januari gaf de N-VA haar definitie van het « confederalisme ». Volgens haar moeten het zogenaamde « Vlaanderen » en het zogenaamde « Wallonië » een verdrag afsluiten waarin de bevoegdheden opgesomd worden die ze nog samen willen uitoefenen (defensie, het asielbeleid, de BTW…). Maar het confederalisme van de CD&V, dat nochtans erg dicht bij dat van de N-VA ligt, gaat onopgemerkt voorbij.
Het systeem van de N-VA impliceert ipso facto het einde van de Belgische staat. Zelfs de Belgische editorialisten – traditioneel erg regionalistisch – meenden dat de « maskers van [de N-VA] afgevallen waren ». Alsof we sedert een lange tijd niet weten dat de N-VA een separatistische partij is. Wat meer is, al tijdens de electorale campagne van 2010 eiste de N-VA het confederalisme. Nochtans had geen enkele journalist de helderheid van geest om de vraag te stellen waarom de N-VA in 2010 een term gebruikte die ze pas in 2013 zou définiëren.
Dit gezegd zijnde is de houding van de pers tegenover de CD&V nog verbazingwekkender.
In haar nieuwe programma kiest deze partij voor een “positief confederalisme“, een systeem in hetwelk het “zwaartepunt” zich bij de deelstaten bevindt. “De deelstaten vertrouwen bewust bevoegdheden toe aan het federale/confederale en het Europese niveau omdat ze uitgaan van een hedendaags, modern staatsmodel […] het federale niveau ondersteunt het beleid van de deelstaten waar dat mogelijk is” (CD&V, 3D Plan, Brussel, 2014, pp. 15-16).
Allereerst bestaat er geen enkele confederatie in de wereld. Vervolgens zijn de enige staatkundige entiteiten die zelf bevoegheden aan andere bestuursniveaus kunnen toekennen, onafhankelijke staten. In de visie van CD&V, zou het federale niveau – België – een lege schelp worden, een werktuig overgeleverd aan de grillen van de deelstaten.
Bovendien weet de CD&V blijkbaar nog niet dat de Europese Unie slechts lidstaten erkent en geen deelstaten. En indien de CD&V dat wel weet, geeft ze stilzwijgend toe een (zogenaamd) onafhankelijk « Vlaanderen » na te streven.
Maar er is meer. Indien de deelstaten zelfstandig kunnen beslissen om al dan niet bevoegdheden aan het Europese niveau toe te kennen, kunnen ze dan beslissen de Europese Unie te verlaten indien die beslist zich meer bevoegdheden toe te kennen ? Gaan die entiteiten spontaan bevoegdheden terugnemen die zich vandaag op het Europese niveau bevinden ? De CD&V antwoordt er uiteraard niet op. De B.U.B. heeft het gevoel dat het confederalisme van de CD&V enkel geldt voor het Belgische niveau en slechts een façade is voor wat het Europese niveau betreft. Opnieuw worden de kiezers bedrogen ten voordele van een ongebreideld en misplaatst « Vlaams »-nationalisme.
Waarom stelt geen enkele editorialist dan dat de maskers van de CD&V afgevallen zijn ? Mag de kiezer de waarheid omtrent deze nationalistische excessen die meer en meer absurde en groteske proporties aannemen, niet kennen ?
LE CONFEDERALISME SELON LE CD&V
A son congrès de janvier, la N-VA a donné sa définition du “confédéralisme”. Selon elle, la soi-disant “Flandre” et la soi-disant “Wallonie” doivent conclure un traité énumérant les compétences qu’elles veulent encore exercer ensemble (la défense, la politique d’asile, la TVA…). Cependant, le confédéralisme du CD&V qui est pourtant très proche de celui proposé par la N-VA passe inaperçu.
Le système de la N-VA implique ipso facto la fin de l’Etat belge. Même les éditorialistes belges – traditionnellement très régionalistes – ont estimé que “les masques [de la N-VA] étaient tombés”. Comme si l’on ne savait pas depuis belle lurette que la N-VA est un parti séparatiste. Qui plus est, la N-VA avait déjà exigé le confédéralisme lors de la campagne électorale de 2010. Néanmoins, aucun journaliste a eu la lucidité de se poser la question de savoir pourquoi la N-VA a utilisé un terme en 2010 que le parti n’a défini qu’en 2013.
Cela étant, l’attitude de la presse envers le CD&V est encore plus étonnante.
Dans son nouveau programme, ce parti opte pour un “confédéralisme positif“, un système dans lequel le “centre de gravité” se trouve auprès des entités fédérées. “Les entitées fédérées confient librement des compétences au niveau fédéral/confédéral et au niveau européen, vu qu’elles ont comme base un modèle étatique moderne […] le niveau fédéral soutient, là où c’est possible la politique des entités fédérées” (CD&V, 3D Plan, Bruxelles, 2014, pp. 15-16).
D’abord, il n’y a aucune confédération au monde. Ensuite, les seules entités étatiques qui peuvent confier librement des compétences à d’autres niveaux de pouvoir sont des Etats indépendants. Dans la vision du CD&V, le niveau fédéral – la Belgique – deviendrait une coquille vide, un outil livré aux caprices des entités fédérées.
De plus, le CD&V ne sait apparemment pas encore que l’Union européenne ne reconnaît que les Etats membres et non les entités fédérées. Et si le CD&V le sait, le parti avoue tacitement vouloir une (soi-disant) « Flandre » indépendante.
De plus, si les entités fédérées peuvent décider librement d’accorder des compétences au niveau européen ou non, vont elles alors décider de quitter l’Union européenne lorsque celle-ci décide de s’octroyer de nouvelles compétences ? Ces entités vont elles spontanément retirer des compétences actuellement gérées au niveau européen ? Le CD&V n’y répond évidemment pas. En réalité, le B.U.B. a le sentiment que le confédéralisme du CD&V ne vaut que pour le niveau belge et que ce n’est qu’un confédéralisme de façade au niveau européen. De nouveau, les électeurs sont trompés au profit d’un nationalisme flamingant débridé et déplacé.
Pourquoi alors aucun éditorialiste n’affirme-t-il que les masques du CD&V sont tombés? L’électeur ne peut-il pas connaître la vérité sur cette dérive nationaliste qui prend de plus en plus des proportions absurdes et grotesques ?
