REYNDERS MET LES REGIONS SOUS PRESSION
Le vice-premier ministre Didier Reynders (MR) a menacé les régions de fermer le robinet du financement si celles-ci n’économisent pas davantage. Selon les régions, il leur suffit de rester en équilibre (région « flamande ») ou de respecter la trajectoire budgétaire négociée avec le niveau fédéral (région « wallonne »). Le B.U.B. soutient résolument la démarche de Reynders.
Il est clair que le niveau fédéral manque cruellement de moyens. La justice en est peut-être le meilleur exemple. Cette tâche essentielle de la société n’est plus totalement assurée vu le manque d’effectifs, les pauvres salaires de certains fonctionnaires (p. ex. les gardiens de prison) et le délabrement des bâtiments (le palais de justice de Bruxelles entouré d’échafaudages inutilisés depuis de nombreuses années en est le symbole).
Cependant, au cours des négociations gouvernementales, on ne s’est pas préoccupé d’un meilleur fonctionnement de la justice, mais de la scission du département ! Ainsi, les notes De Wever et Vande Lanotte prévoyaient une scission (totale ou partielle) de l’appareil judiciaire, de la formation des magistrats, de la procédure pénale et du système pénitentiaire. En réalité, on n’est pas allé si loin, mais dans le contexte de la sixième « réforme » de l’Etat, les communautés disposeront également des nouvelles compétences en ce domaine, notamment en ce qui concerne les maisons de justice et la délinquance juvénile (on y reviendra dans nos textes sur la « réforme » de l’Etat).
Suite à cette sixième “réforme” de l’Etat, les transferts fiscaux du gouvernement central vers les autorités régionales et communautaires augmenteront davantage. Comment le gouvernement fédéral peut-il ainsi rester viable à long terme ? Comment des département importants comme la justice, la sécurité sociale et la police peuvent-ils fournir des services optimaux aux citoyens dans un tel carcan fédéraliste? En outre, la sixième “réforme de l’Etat” prévoit une autonomie fiscale accrue par une modification drastique de la loi de financement. Cette révision affaiblira la cohésion socio-économique de l’Etat belge. Bref, le gouvernement belge ne semble pas vraiment se soucier des finances publiques belges à long terme.
En même temps, les Etats de la zone euro doivent maintenir leurs budgets sous contrôle et mener une politique d’assainissement des finances publiques. L’U.E. peut d’ailleurs intervenir directement dans les budgets des Etats-Membres, tandis que le gouvernement belge ne peut pas faire de même concernant les budgets des régions et des communautés. L’austérité imposée par l’Union européenne vaut pour les Etats tandis que les entités régionales, qui se considèrent comme étant au même niveau que l’Etat, rechignent à y participer.
Elles ont pourtant bien moins de charges que l’Etat belge. Celui-ci doit toujours supporter seul la dette publique qui atteint actuellement presque 100% du PIB. Les régionalistes et séparatistes du nord et du sud se sont bien entendu toujours gardés de demander la scission de la dette publique. On peut les comprendre. Il est plus facile de laisser la sale besogne – car impopulaire – à l’Etat fédéral.
En outre, la loi de financement issue des réformes de l’Etat a gracieusement arrosé les régions qui n’ont pas appris à économiser davantage que l’Etat central. Au niveau de l’efficacité, la régionalisation est donc un grand échec.
Reynders a donc tout à fait raison de mettre les régions sous pression. Il a fait de même récemment en créant des attachés commerciaux pour les ambassades belges dans le but de remédier à l’inefficacité des politiques internationales des régions sur le plan commercial. Mais il peut aller plus loin en mettant en cause tout le système fédéral qui n’apporte aucune utilité aux citoyens belges, mais qui a été fabriqué par la particratie pour ses propres besoins, notamment dans le but de masquer son incompétence de gérer un Etat multilingue dans l’intérêt de ses citoyens.
REYNDERS ZET DE GEWESTEN ONDER DRUK
Vice-premier Didier Reynders (MR) heeft de gewesten bedreigd met het toedraaien van de geldkraan indien ze niet meer besparen. Volgens de gewesten volstaat het in evenwicht te blijven (“Vlaams” gewest) of het budgettair traject dat met het federale niveau onderhandeld werd, na te leven (“Waals” gewest). De B.U.B. steunt de houding van Reynders volledig.
Het is duidelijk dat het federale niveau ontzaglijk veel middelen ontbeert. Justitie is daar misschien het beste voorbeeld van. Deze kerntaak van de overheid is niet volledig meer verzekerd gelet op het gebrek aan personeel, de lage lonen van bepaalde ambtenaren (bijv. van de gevangenisbewakers) en de verkommering van gebouwen (het justitiepaleis van Brussel dat sedert jaren met ongebruikte stellingen omringd wordt, is daar het symbool van).
Nochtans lag tijdens de regeringsonderhandelingen niet de betere werking, maar wel de splitsing van het hele departement justitie op tafel. Zo voorzagen de nota’s De Wever en Vande Lanotte in een (gehele of gedeeltelijke) defederalisering van het gerechtsapparaat, van de opleiding van magistraten, van het vervolgingsbeleid en van het gevangeniswezen. Zover kwam het niet, maar in het kader van de zesde staatshervorming verwerven de gemeenschappen ook in dit domein nieuwe bevoegdheden, m.n. inzake de justitiehuizen en het jeugdsanctierecht (we komen hier in latere teksten over de “staatshervorming” nog op terug).
Door deze zesde “staatshervorming” worden bovendien de financiële overdrachten van de centrale overheid naar de regionale en communautaire overheden nog meer verhoogd. Hoe kan de federale overheid zo op lange termijn op financieel vlak leefbaar blijven? Hoe kunnen in de toekomst binnen het federalistische keurslijf belangrijke departementen als justitie, de sociale zekerheid en politie een optimale dienstverlening aan de burgers verstrekken? Bovendien voorziet de “zesde staatshervorming” in een (nog) grotere fiscale autonomie voor de deelstaten door een ingrijpende wijziging van de financieringswet. Die wijziging verzwakt de sociaal-economische samenhang van de Belgische staat. De regering schijnt zich bijgevolg weinig of niets aan te trekken van de Belgische openbare financiën op lange termijn.
Tegelijkertijd moeten de landen van de Eurozone hun begrotingen onder controle houden en een besparingspolitiek voeren. De E.U. kan overigens rechtstreeks in de begrotingen van de lidstaten ingrijpen, hetgeen de Belgische staat niet kan doen wat de budgetten van de gewesten en de gemeenschappen betreft. Het bezuinigingsbeleid dat de Europese Unie oplegt geldt voor staten terwijl de regionale entiteiten, die zich op hetzelfde niveau als de staat beschouwen, ervoor terugdeinzen eraan mee te werken.
Ze hebben nochtans beduidend minder lasten dan de Belgische staat. Die moet zelf de staatsschuld dragen, die heden bijna 100% van het BBP bedraagt. De separatisten ten noorden en ten zuiden van de taalgrens hebben er zich nochtans wel altijd van onthouden de splitsing van de staatsschuld te eisen. We kunnen ze begrijpen. Het is gemakkelijker het vuile – want onpopulaire – werk aan de federale staat over te laten.
Bovendien is de financieringswet, die uit de staatshervormingen voortvloeit, gul voor de gewesten geweest, die niet geleerd hebben meer dan de federale staat te besparen. Op vlak van efficiëntie is het regionaliseringsproces dus een totale mislukking.
Reynders heeft dan ook volkomen gelijk wanneer hij de gewesten onder druk zet. Hij heeft hetzelfde gedaan door handelsattachés voor de Belgische ambassades in het buitenland te creëren met als doel iets te verhelpen aan de inefficiëntie van de internationale handelspolitiek van de gewesten. Maar hij kan nog verder gaan door het hele federale systeem, dat voor de Belgische burgers geen enkel nut heeft, maar door de particratie voor haar eigenbelang is uitgedokterd, ondermeer met als doel haar onbekwaamheid om een meertalige staat in het belang van zijn burgers te besturen te verdoezelen.
