LE COUT DES PARTIS ET DU FEDERALISME DEPASSE DE LOIN CELUI DE LA MAISON ROYALE
La N-VA et certains journaux flamingants comme De Standaard s’en prennent de nouveau à la Maison Royale pendant cette période creuse de début janvier 2012. Selon eux, elle coûterait trop cher. Cependant, comme d’habitude, on oublie le financement beaucoup plus élevé, très opaque et croissant des partis politiques et du fédéralisme.
Le moindre que l’on puisse dire, c’est que le coût de la monarchie est très transparente en comparaison avec celui des partis politiques et du fédéralisme. Les dotations indexées (la liste civile) s’élevaient à 13,8 millions d’euros en 2011 et sont également inscrites au budget. Les dotations montent jusqu’à 14,3 millions d’euros en 2011; le “gel” des dotations, qui était prôné pendant les négociations gouvernementales, n’aurait pas lieu.
La liste civile sert surtout à payer le personnel de la Maison Royale et à financer le maintien des palais, mis à la disposition du Roi (M. UYTTENDAELE, Précis de droit constitutionnel belge, Bruylant, Bruxelles, 2001, p. 685). L’indexation était déjà instaurée en 1965 et la liste civile est en vertu de l’article 89 de la constitution la liste civile est fixée par la loi pour la durée du règne de chaque Roi. Ainsi, l’indépendance financière du Roi vis-à-vis du parlement est assurée. Les montants évoluent selon le mécanisme de l’index qui est lié à l’indice santé. De plus, uniquement pour la liste civile du Roi Albert II, le montant est soumis à une réévaluation triennale sur base de l’évolution des salaires réels des services de l’administration générale de l’Etat fédéral et de l’augmentation des cotisations patronales dans le cadre de la sécurité sociale (J. VANDE LANOTTE, Handboek Belgisch publiekrecht, Die Keure, Brugge, 2010, p. 843). Autrement dit, afin de modifier ce système constitutionnel, il faudra attendre un nouveau Roi.
Toutefois, la N-VA passe sous silence les faits les plus marquants: les partis politiques et le fédéralisme coûtent beaucoup plus au contribuable belge et leur coût monte également ! En effet, tous les partis politiques – qui ne sont même pas mentionnés par le constitution ( ! ) – coûtent ensemble 60 millions d’euros par an en dotations. Comme le plus grand parti politique, la N-VA se voit attribuer pas moins de 10 millions d’euros. On communique très peu à ce sujet et l’information est difficile à trouver, même sur internet. Voici un rare article paru dans Het Nieuwsblad en 2007: http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=B365489070125. C’est logique parce que le sujet est embarrassant pour la particratie et doit donc être passé sous silence, comme le professeur B. Maddens (KUL) l’a remarqué à juste titre: http://www.knack.be/nieuws/belgie/partijfinanciering-geen-pottenkijkers-gewenst/article-1195083304326.htm. Le Conseil d’Europe a déjà pointé la Belgique du doigt suite au manque de transparence du financement des partis. En outre, la presse ne joue pas ici son rôle de surveillance qu’elle devrait pourtant assumer dans une démocratie.
Ainsi, il s’avère que pas moins de 85% des revenus des partis politiques belges proviennent des dépenses de l’Etat, ce qui les rend très dépendant de ce dernier tout en rendant inutile l’aide financière des électeurs, de sorte que les partis ne doivent plus se soucier d’eux une fois qu’ils sont au pouvoir. Néanmoins, à peine 35% des revenus des partis a une base légale puisqu’une grande partie des subsides leur est attribuée par des règlements parlementaires (19%) et par des décisions de bureau non-publiques (46%!) (K. WEEKERS, B. MADDENS, Het geld van de partijen, Acco, Louvain, 2009, p. 39-40 sous le titre: “de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de overheidsfinanciering” [“la multiplication miraculeuse du financement public”]). Selon les auteurs, le financement libre rend les partis paresseux. De plus, de nouveaux et petits partis ne reçoivent aucun soutien et ne disposent d’aucun accès aux médias. En outre, ils doivent faire face à un seuil électoral de 5%. Ainsi, le marché politique est fermé de façon hermétique en faveur des partis établis. La Belgique n’est donc pas une démocratie, mais une particratie.
Pourtant, tous ces coûts sont à leur tour négligeables en comparaison avec le coût exorbitant du fédéralisme linguistique. Le coût du fédéralisme s’élève à 10 milliards d’euros par an! Pour cela, on vous renvoie volontiers à notre texte récent: https://www.unionbelge.be/?p=4929 . La nouvelle réforme de l’Etat annoncée ne fera qu’augmenter ce coût.
Quel est donc le problème? La presse vise la mouche, mais elle ne voit pas l’éléphant qui se trouve derrière elle.
KOST KONINGSHUIS VERDWIJNT IN HET NIETS BIJ KOST PARTIJEN EN FEDERALISME
Bij de N-VA en in bepaalde Vlaams-nationale kranten zoals de Standaard is het koningshuis in de komkommertijd van begin januari weer kop van jut omdat het zogezegd teveel en steeds meer zou kosten. Daarbij wordt de veel grotere, zeer obscure en stijgende kost van de politieke partijen en het federalisme traditiegetrouw uit het oog verloren.
Het minst wat men kan zeggen, is dat de kost van het koningshuis zeer transparant is in tegenstelling tot die van de politieke partijen en het federalisme. De geïndexeerde dotaties (de civiele lijst) bedroegen 13,8 miljoen euro in 2011 en zijn ook ingeschreven in de begroting. Deze dotaties stijgen tot 14,3 miljoen euro in 2012; de “bevriezing” van de dotaties, waarvan tijdens de regeringsonderhandelingen sprake was, zou niet plaatsvinden.
De civiele lijst dient hoofdzakelijk om het personeel van het koningshuis en het onderhoud van de aan de Koning tot beschikking gestelde paleizen te bekostigen (M. UYTTENDAELE, Précis de droit constitutionnel belge, Bruylant, Brussel, 2001, p. 685). De indexatie werd reeds in 1965 ingevoerd en de civiele lijst wordt krachtens artikel 89 van de grondwet door de wet voor de duur van de regering van elke Koning vastgelegd. Op die manier wordt ook de financiële onafhankelijkheid van de Koning ten aanzien van het parlement bewerkstelligd. De bedragen evolueren volgens het indexmechanisme dat gekoppeld is aan de gezondheidsindex. Bovendien wordt, uitsluitend voor de civiele lijst van Koning Albert II, het bedrag driejaarlijks geherwaardeerd op grond van de evolutie van de reële lonen van de diensten van het algemeen bestuur van de federale Staat en van de toename van de werkgeversbijdragen inzake sociale zekerheid (J. VANDE LANOTTE, Handboek Belgisch publiekrecht, Die Keure, Brugge, 2010, p. 843). M.a.w., om grondwettelijk iets aan dit systeem te kunnen veranderen, zal men moeten wachten op een nieuwe Koning.
Maar het belangrijkste verzwijgt de N-VA: de politieke partijen en het federalisme kosten de Belgische belastingbetaler nog veel meer en hun kost stijgt ook ! Zo krijgen alle politieke partijen, die nog niet eens door de grondwet vermeld worden (!), tesamen zo’n 60 miljoen euro dotaties per jaar. De N-VA kan als grootste partij op niet minder dan 10 miljoen euro rekenen. Hierover wordt zeer weinig gecommuniceerd en informatie hierover is zeer schaars, zelfs op het internet. Ziehier een zeldzaam artikel van het Nieuwsblad uit 2007: http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=B365489070125 Dat is logisch want het nieuws is gênant voor de particratie en de potjes moeten gedekt blijven, zoals professor B. Maddens (KUL) terecht opmerkte: http://www.knack.be/nieuws/belgie/partijfinanciering-geen-pottenkijkers-gewenst/article-1195083304326.htm . De Raad van Europa heeft de Belgische overheid al met de vinger gewezen wegens het gebrek aan transparantie van de partijfinanciering. De pers speelt hier bovendien niet haar rol als waakhond, die ze in een democratie zou moeten spelen.
Zo blijken de Belgische politieke partijen niet minder dan 85% van hun inkomsten uit staatsuitgaven te halen. Dit maakt hen zeer afhankelijk van de Staat waardoor ze de financiële steun van de kiezers niet meer nodig hebben, zodat ze zich eigenlijk niets meer van deze laatste moeten aantrekken één keer ze aan de macht zijn. Nochtans heeft slechts 35% van de partijinkomsten een wettelijke basis aangezien een groot deel van de subsidies worden toegekend door parlementaire reglementen (19%) en door niet-publieke bureaubeslissingen (46% !) (K. WEEKERS, B. MADDENS, Het geld van de partijen, Acco, Leuven, 2009, p. 39-40 onder de titel: “de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de overheidsfinanciering”: http://books.google.be/books?id=-mcQFREWdS4C&pg=PA39&lpg=PA39&dq=maddens+politieke+partijen+subsidies&source=bl&ots=fMsn3S9l2A&sig=GOeUnjZdWxhD_bt4Otda14fLtC0&hl=fr&sa=X&ei=E3gJT_qEO4qV8gO-0rzMAQ&sqi=2&ved=0CB0Q6AEwAA#v=onepage&q&f=false). Volgens de auteurs maakt de financiële zelfbediening de partijen lui. Bovendien krijgen nieuwe, kleine partijen geen enkele steun en geen enkele media-aandacht en moeten deze laatste nog opboksen tegen een kiesdrempel van 5% zodat de politieke markt hermetisch wordt afgesloten in het voordeel van de gevestigde partijen. België is dan ook geen democratie, maar een particratie.
Nochtans verdwijnen al deze kosten op hun beurt in het niets vergeleken met de kost van het grenzeloos verspillende taalfederalisme. De kost van het federalisme bedraagt immers 10 miljard euro per jaar ! Daarvoor verwijzen we graag naar onze recente tekst: https://www.unionbelge.be/?p=4929 . De nieuwe, geplande staatshervorming zal die kost alleen maar verhogen.
Waar ligt nu eigenlijk het probleem? De pers richt haar pijlen op de mug, maar ze ziet niet de olifant die achter haar staat.