BEWOGEN PERIODE
Waar staan we 1425 dagen na de verkiezingen van 2007, 378 dagen na de val van de regering Leterme II en 326 dagen na de verkiezingen van 2010? Na de mislukking van koninklijk bemiddelaar Vande Lanotte (27 januari 2011) beleefden de onderhandelingen een periode van relatieve stilstand. Op 2 februari 2011 werd Didier Reynders als informateur benoemd. Er volgde een periode die tot begin maart duurde en naar verluidt – de onderhandelingen zijn nog altijd geheim – niets opleverde. De missie van Wouter Beke (CD&V) die vanaf 3 maart 2011 door de Koning belast is met “het voorbereiden van een staatshervorming”, werd dan ook op groot pessimisme onthaald in partijpolitiek België. Eind april verklaarde Siegfried Bracke (N-VA): “We raken echt nergens. Alles zit muurvast” (DS, 28.04.11). De onderhandelingen leken – voor de zoveelste maal – op sterven na dood.
Begin mei lanceerde de N-VA drie nieuwe ideeën: 1) de “Vlaamse partijen” – lees: N-VA, OPEN VLD en CD&V – moeten eerst samen een “minimumbod” uitwerken. De Franstalige partijen echter, toonden zich zeer sceptisch wat dat betrof. Ook aangaande de samenstelling van de regering, liet de Waals-regionalistische partij PS weten de Vlaams-nationale SP.A niet te willen lossen. 2) Er zouden naast communautaire onderhandelingen ook sociaal-economische onderhandelingen opgestart worden (iets wat de PS de vorige tien maanden weigerde en dit was vermoedelijk een tegemoetkoming aan de liberalen) 3) of Elio Di Rupo of Bart De Wever zelf zou “aan zet” moeten komen als formateur.
Volgens Le Soir zou de partij “op de rem gaan staan” omdat er tussen de PS en CD&V vooruitgang zou zijn op het vlak van de financieringswet, de gezondheidszorgen en de arbeidsmarkt (overigens zou Beke ook een plan voor BHV op tafel hebben gelegd).
Anderzijds verklaarde Siegfried Bracke, die enkele dagen ervoor nog zo pessimistisch was, op 4 mei aan de kranten van Sud Presse: “Ja, we zijn wat dichter bij een akkoord. Er blijft echter nog veel werk voor de boeg”. Anderzijds verklaarde de MR al eind april voorstander te zijn van een overgangsregering tot minstens oktober 2012 (tot aan de gemeenteraadsverkiezingen dus), een these die maanden geleden al in PS-kringen circuleerde en op 5 mei door Milquet (CDH) – aldus Le Soir – en door Leterme (CD&V) – aldus Knack – zou gedeeld worden. Volgens Reynders is dit nodig omdat een akkoord op korte termijn onmogelijk is, terwijl Milquet het scenario van een noodregering naar voor schuift indien een akkoord onmogelijk zou zijn. Voor Leterme tenslotte zouden electorale overwegingen een rol spelen (het electorale tij keren ten nadele van de N-VA).
Wat is er dan aan de hand? Niets meer dan dat de partijen – elk om hun eigen reden – willen “overzomeren” (nieuw woord voor de Nederlandse taal – zo levert heel die politieke crisis ons toch nog iets op). Niemand van de heren en dames politici wil ook dat zijn of haar partij de schuld voor eventuele verkiezingen in de schoenen geschoven wordt. Ondertussen kennen we ook de mening van de Koning. Al in oktober 2010 zou Hij gezegd hebben dat Hij geen besluit zou ondertekenen om nieuwe verkiezingen uit te schrijven. “Ze moeten hun plan maar trekken. Ze kunnen voor mijn part nog vijf maanden onderhandelen” (HLN, 5 mei 2011), zou de vorst hebben gezegd. We begrijpen zeer goed de koninklijke irritatie over die bende politieke klungelaars die het land (tevergeefs) ten gronde proberen te richten. Sommige constitutionalisten komen nu zeggen dat de Koning het recht niet heeft om wetten niet te ondertekenen. Dat is natuurlijk onzin en Koning Boudewijn schiep een precedent toen hij in 1990 de abortuswet weigerde te ondertekenen. We komen erop terug in een volgend artikel. Dit gezegd zijnde, kunnen we de lezer geruststellen: er komt geen staatshervorming. Terwijl de particratie verder wegzinkt in het federalistisch moeras, kan en zal de Belgische beweging natuurlijk wél stappen vooruitzetten, met name naar een nieuw unitair België op basis van de 9 historische provincies, de enige zinnige uitweg uit deze misplaatste en dure vaudeville.
EPOQUE MOUVEMENTEE
Où nous trouvons-nous 1425 jours après les élections de 2007, 378 jours après la chute du gouvernement Leterme II et 326 jours après les élections de 2010 ? Suite à l’échec du négociateur royal Vande Lanotte du 27 janvier 2011, les négociations sont dans une impasse relative. Le 2 février 2011, Didier Reynders (MR) fut nommé informateur. Il l’est resté jusqu’à début mars et d’après ce que l’on dit – les négociations sont toujours secrètes – sa mission n’a abouti à aucun résultat. La mission de Wouter Beke (CD&V), chargé par le Roi le 3 mars 2011 de « préparer une réforme de l’Etat », a donc débuté dans une atmosphère très pessimiste. Fin avril, Siegfried Bracke (N-VA) déclara même : « On n’arrive vraiment nulle part. Tout est totalement bloqué» (D.S., 28.04.11).
Les négociations semblaient – pour une énième fois – presqu’au point mort. Cependant, début mai, la N-VA lançait trois nouvelles idées : 1) les « partis flamands » – c.-a-.d. la N-VA, l’OPEN VLD et le CD&V – devraient développer d’abord ensemble « une offre minimale». Les partis francophones, eux, se sont montrés très sceptiques par rapport à cette proposition. De plus, le PS, parti régionaliste “wallon”, refusa de laisser tomber les nationalistes flamands de la SP.A 2) parallèllement aux négociations communautaires, des négociations socio-économiques devaient être entamées (ce que la N-VA refusait depuis dix mois; il s’agit ici probablement d’une ouverture vers les libéraux) 3) soit Elio Di Rupo soit Bart De Wever devait devenir formateur.
Selon Le Soir, cette manoeuvre de la N-VA aurait été inspirée par le fait que les choses semblent avancer entre le CD&V et le PS en ce qui concerne la loi de financement, les soins de santé et le marché du travail. Pour le reste, Beke aurait mis sur la table un plan pour BHV.
En revanche, Siegfried Bracke, qui était quelques jours plus tôt encore très pessimiste, déclara le 4 mai aux journaux de Sud Presse : « Oui, nous sommes un peu plus proche d’un accord. Il reste toutefois encore beaucoup de travail à faire ». Déjà fin avril, le MR se disait favorable à un gouvernement transitoire jusqu’en octobre 2012 (jusqu’aux élections communales donc), voire jusqu’en 2014, une thèse qui circulait déjà depuis des mois au sein du PS. Le 5 mai dernier, Milquet (CDH) – selon Le Soir – et Leterme (CD&V) – selon Knack – ont souscrit à cette thèse. Selon Reynders, cette solution serait nécessaire parce qu’un accord à court terme serait impossible tandis que Milquet dit qu’on n’a pas d’autre choix si un accord s’avère impossible. Pour Leterme enfin, des considérations électorales prévaudraient (il voudrait reprendre des voix à la N-VA).
Que se passe-t-il donc ? Rien d’autre que les partis – et chacun a sa propre raison – veulent « estiver » ou „passer l’été“ (en néerlandais: „overzomeren“). Aucun politicien ne veut que son parti porte la responsabilité pour d’éventuelles élections nouvelles. Entre-temps, nous connaissons aussi l’opinion du Roi. Déjà en octobre 2010, il aurait déclaré ne pas vouloir signer de loi qui permettrait d’aller aux urnes. ” Ils n’ont qu’à se débrouiller. Ils peuvent encore négocier pendant cinq mois s’ils le veulent ” (HLN, 5.05.11). Nous comprenons très bien l’irritation du souverain au sujet de cette bande d’imbéciles politiques qui essaient (en vain) de détruire notre pays. Néanmoins, certains constitutionnalistes prétendent que le Roi n’a pas le droit de refuser de signer une loi. Cette opinion ne tient pas la route. Le Roi Baudouin a d’ailleurs créé un précédent en 1990 en refusant de signer la loi sur l’avortement. On y reviendra dans un prochain article. Ceci étant dit, on peut rassurer le lecteur: il n’y aura pas de réforme de l’Etat. Au contraire, pendant que la particratie s’enfonce davantage dans le marais fédéraliste, le mouvement belge progressera vers une nouvelle Belgique unitaire sur base des neuf provinces historiques, l’unique solution convenable à ce vaudeville déplacé et coûteux.
