Via de (openbare) media zal u het niet vernemen, maar er zijn weldegelijk verschillen tussen de nota-De Wever (18.10.10) en de nota Vande-Lanotte (05.01.11). Niet dat beide (inmiddels afgeschoten) nota’s geen extreme uitingen zijn van taalnationalisme, maar toch. Eerder hebben we op deze site al de nota De Wever besproken. Die bestond uit vier luiken: bevoegdheden, BHV en Brussel, fiscale autonomie en instellingen.
1) BEVOEGDHEDEN
De nota Vande Lanotte herneemt – weliswaar in een verschillende volgorde – die thema’s en borduurt er sterk op voort. Toch zijn het geen exacte copies van elkaar. Wat het deel “arbeidsmarkt en werkgelegenheid” betreft, voegde Vande Lanotte expliciet toe dat de bestraffing, de procedureregels en de procedure van de bestraffing een exclusieve bevoegdheid van de federale overheid blijven. Wat de bevoegdheden betreft, valt het op dat de bedrijfsvoorheffing voor kunstenaars en onthaalhouders in zijn nota federaal blijven, wat bij De Wever niet het geval was. Ook de splitsing van het leefloon (art. 60/61 van de OCMW-wetgeving) – zowel de eigenlijke splitsing als de activering van de leefloners – is in de nota van de “socialist” niet weerhouden. Verder wordt in zijn nota de regionalisering van de economische migratie teruggeschroefd.
De splitsing van arbeidsvergunning C (voor mensen die tijdelijk in België verblijven) is bijvoorbeeld uit het pakket-De Wever weggehaald. Voor wat de te regionaliseren arbeidskaarten A en B betreft, vermeldde Vande Lanotte dat de voorwaarden voor een toelating, het verblijf en het statuut van vreemdelingen een federale bevoegdheid zou blijven. Tenslotte zou het industrieel leerlingenwezen en de start- en stagebonus voor stagiairs uit het alternerend onderwijs aan de gewesten worden toegewezen en niet – zoals de N-VA het wilde – aan de gemeenschappen. Dit zal ongetwijfeld zeer moeilijk hebben gelegen bij die partij en is ook “onlogisch”, daar onderwijs een gemeenschapsbevoegdheid is.
Nog ingrijpender schijnt ons het feit toe dat in de nota-Vande Lanotte het hele deel over de financiële responsabilisering van de arbeidsmarkt (die volgens de nota-De Wever 100% zou moeten bedragen na tien jaar) geschrapt is. Onaanvaardbaar natuurlijk voor de separatisten…
Wat de sociale zekerheid betreft, heeft Vande Lanotte de nota-De Wever over het algemeen lichtjes afgezwakt. Waar De Wever een volledige splitsing van het vaccinatiebeleid wilde, liet Vande Lanotte de federale overheid bevoegd voor de bestrijding van pandemieën, op voorwaarde dat ze met de gemeenschappen zou samenwerken.
De Directie-Generaal voor Personen met een Handicapouderenzorg zou niet gesplitst worden in de nota-Vande Lanotte en in de ouderenzorg zou de bevoegdheid van de gemeenschappen t.o.v. de nota-De Wever teruggeschroefd worden (o.a; geen splitsing sp- en g-diensten, noch de prijscontrole en de erkenningsnormen). Nieuw in de nota Vande Lanotte is evenwel de vervanging van de huidige nationale raad voor de kwaliteitspromotie – die op zich wel blijft bestaan – door drie gemeenschapsraden die een dialoog met de federale instellingen zouden opstarten. De bijkomende normerende bevoegdheid van de gemeenschappen inzake gezondheidszorgen zou behouden blijven, met dien verstande dat er geen afbreuk gedaan mag worden aan de federale normen noch het federale budget zou mogen schaden (dat laatste was niet in de nota-De Wever opgenomen).
Wat het verslaafdenbeleid vervalt verviel in de nota Vande Lanotte de passage dat de staatshervorming ervoor zorgen zou dat de procedures voor het opstellen en sluiten van overeenkomsten voor verslaafden op die manier aangepast dienden te worden, dat de Gemeenschappen hierin op gelijke voet staan met de federale overheid. Inzake geestelijke gezondheidszorg stelde Bart De Wever een volledige overheveling voor. In de nota Vande Lanotte werd dit een “homogenisering” in dit domein. Het luik over revalidatie en herscholing is in de nota geschrapt. Ook geschrapt, is de overheveling van de ziekenhuisinfrastructuur.
Werd die in de nota Bart De Wever nog volledig overgeheveld naar de gemeenschappen met de budgetten incluis, dan luidde het in de nota Vande Lanotte dat de gewesten en de gemeenschappen hun akkoord moesten geven voor de nieuwbouw, het onderhoud en de verbouwingen aan psychiatrische, universitaire en gewone hospitalen.
Wat de instellingen betreft zou – in de nota Vande Lanotte – de mede-inspraak van de gemeenschappen in E-Health gebeuren op basis van een reeds bestaand samenwerkingsakkoord (waardoor er in de praktijk weinig zou veranderen). De vertegenwoordiging van de gemeenschappen in de beheersorganen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen zou behouden blijven, met dien verstande dat het maar om een consultatieve representatie zou gaan.
De kinderbijslag en het kraamgeld tenslotte werd in de nota-De Wever overgeheveld naar de gemeenschappen. Het kraamgeld wordt als dusdanig niet meer vernoemd in de nota-Vande Lanotte, terwijl de kinderbijslag – voor wat het Brussels gewest betreft – expliciet zou overgedragen worden naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (in de nota De Wever heette dit nog dat dit “kon aanvaard worden”).
De notie dat de ministers van de Vlaamse en Franse gemeenschap voortaan geen adviserende, maar een bindende stem zouden krijgen in het college van de GGC werd geschrapt. Nog belangrijker schijnt ons toe dat in het schrijven van Vande Lanotte de mogelijkheid voorzien werd om de bevoegdheid over te dragen van de Franse gemeenschap naar het Waals gewest, wat het – voor de Vlaams-nationalisten onverdraaglijke – drieledige institutionele karakter van België zou versterken.
Het deel mobiliteit en verkeersveiligheid leunt dan weer zeer sterk aan bij de tekst van De Wever, op één belangrijke uitzondering na: de verkeersveiligheid wordt niet geregionaliseerd. De “significante vertegenwoordiging” van de gewesten in de NMBS en dochtermaatschappijen werd afgezwakt tot één vertegenwoordiger. De gewestelijke cofinanciering van spoorlijnen zou pas “in de toekomst” kunnen.
Het deel dat het meest drastische verschillen vertoont tussen de nota-Vande Lanotte en de nota-Bart De Wever is het hoofdstuk aangaande justitie. In laatsgenoemde nota werd de hele organisatie van justitie op communautaire basis gesplitst, behalve in Brussel dat onder een soort federale voogdij zou komen te staan. De gemeenschappen zouden bovendien zelf kunnen instaan voor hun eigen infrastructuur (tot de gevangenissen toe), hun eigen magistraten opleiden en benoemen en zelfs eigen rechtscolleges oprichten die de Raad van State (quod non bij Vande Lanotte) kunnen vervangen. Wat dat betreft, gaat de nota Vande Lanotte inderdaad minder ver. De gewesten of gemeenschappen zouden zelf geen rechtbanken (zes types) kunnen oprichten, wel zou de federale overheid rekening moeten houden met de deelstatelijke verzuchtingen. Uitzondering hierop is de mogelijkheid van de gewesten om hetzij eigen administratieve rechtbanken te creëren – binnen de hun toegewezen bevoegdheden –, hetzij die te integreren in bestaande rechtbanken.
Dit veronderstelt wel een herziening van artikel 144 van de Grondwet, een artikel dat niet eens ter herziening vatbaar verklaard is (men zou op zijn minst toch mogen verwachten dat een constitutionalist hiervan op de hoogte is). Het deelstatelijk benoemingsrecht vervalt, terwijl de gebouwen door een interfederaal agentschap zouden beheerd worden (i.p.v. door de Regie der Gebouwen). Wat het strafuitvoeringsbeleid betreft, wordt in de nota Vande Lanotte de inspraak van de gemeenschappen en de gewesten beperkt tot hun eigen bevoegdheden.
Dan zijn er nog de andere bevoegdheden. Inzake telecommunicatie schroeft de nota-Vande Lanotte de nota De Wever terug. De “modernisering” daarin vervat kwam de facto neer op een nog grotere communautarisering. In de nota Vande Lanotte wordt de keuze gemaakt tussen het behoud van een federaal regelgevend kader voor elektronische communicatie of een gedetailleerd samenwerkingsakkoord waarbij zowel de deelstaten als de federatie hun bevoegdheden kunnen uitoefenen (wat de facto op een status quo neerkomt).
Wat de overige bevoegdheden betreft, heeft Vande Lanotte hier en daar gesnoeid in de competenties die De Wever voor regionalisering of communautarisering had opgegeven. Zo vallen ontwikkelingssamenwerking, de delen van het burgerlijk wetboek die betrekking hebben op onroerende goederen, de erkenning van toeristische centra, het veiligheids- en preventiebeleid en het dierenwelzijn weg uit de splitsingscatalogus. Het kadaster kan enkel geregionaliseerd worden na een voorafgaand samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de gewesten. De defederalisering van de vestigingswet zou dan in de nota Vande Lanotte weer niet gelden voor “beroepen die te maken hebben met een specifieke vaardigheid” (bijv. privé-detectives in dienst van de federale overheid of culturele raadgevers van de gemeenschappen).
Geschrapt is ook de defederalisering van het Kruispunt van de Sociale Zekerheid, terwijl ook de Belgische Maatschappij voor Investeringen in de nota Vande Lanotte niet gesplitst wordt (wel zou er een grotere vertegenwoordiging van de deelstaten in komen). Ook zouden de gewesten geen inspraak krijgen in de afbakening van de zones voor dringende medische hulpverlening, noch een eigen Rekenhof kunnen oprichten.
Wel uitgediept is de bevoegdheid van de regio’s over het energiebeleid. Het Fonds ter Reductie van de globale Energiekost zou geregionaliseerd worden in de nota Vande Lanotte alsook de controle op de reglementatie van het afval. De regio’s en het federale niveau zouden een samenwerkingsakkoord dienen af te sluiten over het vervoer van nucleair afval (wat evenwel geen nieuwe defederaliseringen oplevert).
Op twee plaatsen is er zowaar een versterking van de rol van de Belgische overheid. Zo zou ten eerste de nationale klimaatcommissie versterkt worden door haar te voorzien van een permanent voorzitterschap. Dat impliceert dat zij aan de gewesten bindende voorstellen mag voorleggen en bevoegd wordt voor het publiceren en controleren van de resultaten. Bovendien krijgt de federale overheid een substitutierecht voor het geval een gemeenschap of een gewest internationale klimaat-rechtsregels aan zijn laars lapt. De separatisten kunnen natuurlijk nooit zo een zeer gedeeltelijke herfederalisering van milieu aanvaarden, daar dit hun mars naar een “onafhankelijk Vlaanderen” zou afremmen en zelfs terugschroeven.
Conclusie: de nota Vande Lanotte stemt, voor wat de te splitsen bevoegdheden betreft, voor ca. 75% overeen met de nota-De Wever. De belangrijkste verschillen situeren zich in de arbeidsmarkt (en vooral wat de “financiële verantwoordelijkheid” daar betreft) – reden waarom de N-VA onlangs het idee lanceerde om de hele RVA dan maar te splitsen – in justitie en in de kinderbijslagen (waar de gewesten domineren op de gemeenschappen).
2) BHV en Brussel
De nota Vande Lanotte voorziet, net als de nota De Wever, in een splitsing van het kiesarrondissement BHV, dit voor de Kamer en de Europese verkiezingen (de Senaat wordt niet meer rechtstreeks verkozen).
Voor het gerechtelijk arrondissement liggen de zaken evenwel gecompliceerder. Het gerechtelijk arrondissement BHV zou ontdubbeld worden: enerzijds zou er een Brusselse rechtbank komen, anderzijds één in Halle-Vilvoorde. Nochtans lijkt een akkoord hierover allesbehalve een verworvenheid. “Om een succes te worden, zal de oplossing moeten bestaan uit zeer precieze juridische akkoorden omtrent de veranderingen van procedure, organisatie en de wijzigen die ten gronde aan de bestaande wetgeving moeten aangebracht worden. De partijen aan de onderhandelingstafel nemen zich voor om deze discussie aan te vatten en voor de formatie tot een goed einde te brengen”.
Wat de benoeming van de burgemeesters in de zes faciliteitengemeenten rond Brussel betreft, konden in het voorstel De Wever de burgemeesters bij een niet-benoeming beroep aantekenen bij de Raad van State. Desgevraagd zou voor het oordeel over dit beroep een Franstalig lid van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State toegevoegd worden. In de nota Vande Lanotte beslist het (tweetalig) Grondwettelijk Hof over het al dan niet correct karakter van de naleving van de taalwetten en de benoemingen van de burgemeesters.
De financiering van Brussel in de nota De Wever bedroeg 100 miljoen euro per jaar extra vanaf 2011 tot en met 2013, maar dan binnen het kader van de herziene financieringswet. Een additionele jaarlijkse financiering van 50 miljoen euro zou worden toegekend na validatie door de federale regering van een akkoord dat binnen de Brusselse regering tot stand moet komen en voorbereid worden door een expertencommissie ter zake, over een meer transparante en efficiënte bestuurlijke organisatie op het territorium van het Brussels gewest. In de nota Vande Lanotte zou rekening gehouden worden met de pendelaars en de hoeveelheid aan internationale ambtenaren in het gewest. Daarvoor zou Brussel tegen 2012 voor 374 miljoen euro worden geherfinancierd.
Nieuw in de nota Vande Lanotte is een versterking van het Brussels gewest. De Brusselse “minister-president” zou o.a. bevoegd worden voor het veiligheidsbeleid, de functie van gouverneur in het gewest zou afgeschaft worden en er zou een “interne staatshervorming” doorgevoerd worden. Ook zou het verbod op tweetalige lijsten in Brussel opgeheven worden.
Voorts wordt er in de nota Vande Lanotte eerder de nadruk gelegd op de tweetaligheid van de diensten in Brussel (hetgeen zeer moeilijk ligt bij de Vlaamsgezinden) i.p.v. op de tweetaligheid van ambtenaren. Het voorstel uit de nota De Wever – de tweetaligheid in Brussel afdwingbaar maken – is wat geruisloos afgevoerd…
Tenslotte voegde Vande Lanotte nog een Brussels Metropolitan Region toe. Die zou Brussel verenigen met zijn Hinterland. Deze dienst zou samengesteld zijn uit vertegenwoordigers van alle regio’s en van Brabantse gemeenten die er (al dan niet) bij wensen toe te treden. Deze instantie zou volgens een bijzondere wet bevoegd worden voor een versterkte samenwerking op het vlak van openbare werken, milieu, ruimtelijke ordening en de interregionale samenwerking tussen gemeentes en provincies. Onaanvaardbaar natuurlijk voor separatisten, die er een verkapte uitbreiding van het Brussels gewest in zien.
3) FISCALE AUTONOMIE
Het deel aangaande de nieuwe financieringswet is één van de meest omstreden delen in de nota. Het enige waarover min of meer een akkoord zou bestaan zou de manier van belastingen heffen (een mengvorm tussen het gesplitst tarief – zoals voorzien in de nota De Wever – en het zgn. belastingskrediet). De fiscale autonomie zou in de personenbelasting stijgen van 7,25% naar 26% (zonder belastingskredieten), hetgeen minder is dan in de nota De Wever.
Voor wat de fiscale autonomie van de gemeenschappen betreft, werd voorzien om de middelen van de gemeenschappen niet alleen meer te laten afhangen van federale dotaties, maar ook van de door de gewesten geheven personenbelasting. In de nota Vande Lanotte worden de gemeenschappen gefinancierd op basis van de actuele dotaties inzake het onderwijs, de huidige dotatie op basis van de personenbelasting en nieuwe dotaties aan de gemeenschappen.
4) INSTELLINGEN
Inzake de instellingen en het luik “politieke ethiek” zijn de twee nota’s identiek op enkele belangrijke verschilpunten na. Zo is in de nota Vande Lanotte sprake van een de omvorming van de Kamer tot een legislatuurparlement dat om de vijf jaar samen met de regionale en communautaire parlementen verkozen wordt. In het kamp van de radicale nationalisten liggen deze samenvallende verkiezingen, op zijn zachtst gezegd, zeer moeilijk.
Voorts heeft Vande Lanotte de hervorming van de Senaat, die al in de nota De Wever verwerkt was, verder uitgewerkt (zie dit artikel). Belangrijk is ook het feit dat de inperking van de rol van de Koning in de nota Vande Lanotte geschrapt is. Ten slotte zouden ook de bevoegdheden van het Overlegcomité – dat vandaag enkel conflicten regelt – uitgebreid worden.
Wellicht ligt er in een schijnbaar detail nog een belangrijk onderscheid met de nota-De Wever. In die nota zou enkel de regering het initiatief nemen om dit luik door te voeren. In de nota Vande Lanotte heet het daarentegen: “De zeven partijen nemen zich voor om de noodzakelijke wettelijke en grondwettelijke wijzigingen te stemmen en daarover met het parlement een open debat te voeren, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen. Alle politieke fracties zullen uitgenodigd worden om erover op een constructieve manier te discussiëren en om het nadien in de praktijk om te zetten. Dit debat moet zonder taboes gevoerd worden, zonder daarom over te hellen naar populisme of poujadisme“. Door het initiatiefrecht – min of meer – bij regering en parlement te leggen, wordt de kans dat dit luik ooit uitgevoerd wordt aanzienlijk kleiner…
5) BESLUIT
De nota Vande Lanotte is en blijft een nationalistisch werkstuk dat geen enkel perspectief biedt voor België, maar is ietsje minder uitgesproken dan de nota De Wever. Wat de bevoegdheidsoverdrachten betreft, gaat het in grote lijnen om hetzelfde. De verschillen onthullen ook de divergenties tussen de partijen en tonen aan dat men na 8 maanden mijlenver van een akkoord staat.
1) Voor wat de arbeidsmarkt betreft gaat Vande Lanotte iets minder ver dan De Wever, maar verder dan de “nota” Di Rupo van begin september. Die voorzag in een overheveling van 2,4 miljard euro (bron: LLB 18 september 2010), terwijl Vande Lanotte voor 4,9 miljard wil overhevelen. Belangrijker is evenwel dat hij het deel financiële responsabilisering heeft weggehaald, wat een akkoord bemoeilijkt.
2) De overdrachten inzake de gezondheidszorgen bedragen in de nota Vande Lanotte 3,3 miljard euro, hetgeen minder is dan de door Di Rupo voorgestelde overdracht (3,5 miljard). Vooral CD&V en N-VA willen hier nog veel verder gaan, terwijl deze overdracht voor de Franstalige en “linkse” Nederlandstalige partijen volstaat of zelfs te ver gaat. Wat een akkoord hier nog moeilijker maakt is de situatie van het Brussels gewest. Zo vinden CD&V en N-VA dat de kinderbijslagen ook in Brussel moeten gecommunautariseerd worden. Vande Lanotte kiest in de hoofdstad nog duidelijker dan De Wever voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, hetgeen moeilijk ligt bij CD&V en N-VA. De over te dragen som blijft wel hetzelfde: 5,5 miljard euro. Maar dat die overdracht er alsnog komt, is erg onwaarschijnlijk.
3) Aangaande justitie (totale overdracht: 614 miljoen euro) is de nota De Wever grotendeels uitgehold.
4) Voor wat de overige bevoegdheden betreft gaat de nota Vande Lanotte iets minder ver, het energiebeleid daargelaten. Al bij al gaat het – in euro – maar om een fractie van het totaal: 700 miljoen euro/15 miljard euro (20 X minder dan de kinderbijslagen!). Maar in dat pakket zit wel verkeer, buitenlandse handel, brandweer, civiele bescherming, het grootstedenbeleid enz.
5) Inzake BHV en Brussel is er in de nota Vande Lanotte meer aandacht voor de specificiteit van het Brussels gewest (onaanvaardbaar voor CD&V en N-VA), terwijl de “compensaties” voor de splitsing van het kies- en gerechtelijk arrondissement – dat laatste is nog niet “verworven” in de nota – en de bevoegdheid inzake de benoemingsprocedure lang niet volstaan voor de Franstalige partijen. Een akkoord hierover is wellicht onmogelijk. Hetzelfde geldt voor de financieringswet, die overigens met alle bevoegdheden verbonden is.
6) Wat de instellingen betreft verschilt de nota Vande Lanotte op een paar essentiële punten van de nota-De Wever en is de uitvoering ervan onzeker.
Ruw geschat kunnen we zeggen dat beide nota’s voor 70% identiek zijn. Over de resterende 30% kunnen de partijen nooit een akkoord bereiken, omdat de Vlaams-nationalisten en francofone nationalisten dan hun nationalisme moeten opzijschuiven.
Met negen i.p.v. zes partijen “onderhandelen” zal dit niet verhelpen, integendeel. In een onderhandeling bezit elke partij immers over een wederzijds vetorecht en de komst van de Franstalige liberalen – de concurrent bij uitstek van de Franstalige socialisten – zal een “oplossing” zo mogelijk nog moeilijker maken. Dat de hele problematiek rond het Brussels gewest en zijn rand onder hun impuls nog meer opflakkert, zal zonder twijfel de bestaande evenwichten – voor zover die er zijn – nog meer op de helling zetten en de antagonismen versterken.