“Belgium — the last surviving artificially created state in Europe
after the collapse of the Soviet Union, Czechoslovakia and Yugoslavia — has tried to resolve the tensions by dividing itself into three semi-independent regions. In the north is the Flemish-speaking Flanders, where the largest political party is the separatist Vlaams Belang; in the south, the poorer French-speaking Waloonia; and embedded within Flanders is Brussels, the only region of the country that is officially bilingual, although in practice it is more than 80 per cent Francophone.”
(België – de laatst overlevende kunstmatig gecreeërde staat in Europa na het uiteenvallen van de Sovjetunie, Tsjechoslovakije en Joegoslavië- heeft geprobeerd haar spanningen op te lossen door zichzelf in drie semi-onafhankelijke regio’s op te delen. In het Noorden is er het Vlaams-sprekende Vlaanderen, waar de grootste politieke partij het separatistische Vlaams Belang is; in het Zuiden, het armere Wallonië; en ingebed in Vlaanderen is Brussel, de enige regio van het land die officieel tweetalig, ofschoon in praktijk meer dan 80% Franstalig, is)
The Times, 10 mei 2005
Algemeen
Hoewel de Britse “Times” algemeen beschouwd wordt als een kwaliteitsdagblad, slaan ze met hun bewering over kunstmatige staten de bal volkomen mis. Niet alleen is de bewering “artificiële staat” hol –elke staat is immers kunstmatig, maar ook de andere beweringen uit dit stukje van een langer artikel, slaan werkelijk nergens op.
-België bestaat allereerst niét (alleen) uit drie regio’s. België is –Grondwettelijk- een federale Staat bestaande uit drie Gewesten –het Vlaams, het Waals en het Brussels- en drie Gemeenschappen – de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige. De eerstgenoemde entiteiten zijn bevoegd voor plaatsgebonden materies (zoals ruimtelijke ordening of landbouw), de tweede voor persoonsgebonden materies (cultuur of toerisme).
-Het is een foute voorstelling van de feiten dat België gepoogd heeft haar interne spanningen op te lossen door zichzelf te (con)federaliseren. Door het federaliseringsproces, sedert 1970, voorafgegaan door de opdeling van België in vier taalgebieden zijn de institutionele spanningen integendeel gebetonneerd in de instellingen. Het feit dat ons land de facto samengesteld is uit twee grote gemeenschappen (“Vlaanderen” en “Wallonië” –Nederlands- versus Franstalig) en dat het merendeel der instellingen op deze basis gesplitst is creeërt net “communautaire spanningen”. Het feit dat er assymetrische regeringen zijn –andere regeringen in de deelstaten dan op federaal niveau- maakt de toestand bijzonder explosief (zie DHL, BHV…). Zo had Mevrouw Ceyssens (VLD) geen ongelijk toen ze de Vlaamse regering een ‘oorlogsmachine tegen de federale regering’ noemde. (de 7de Dag, 15 mei 2005).
-Brussel is officieel dan wel het enige gebied waar de twee talen in overheids- en bestuurszaken gelden, de situatie op het terrein is echter complexer. Noch het Vlaams, noch het Waals Gewest zijn taalhomogeen. Zo maakt de Duitstalige Gemeenschap voor plaatsgebonden materies deel uit van het Franstalige Waals Gewest. Aan beide zijden van de taalgrens zijn er bovendien faciliteitengemeenten, die in feite een tweetalig statuut hebben (Edingen, Moeskroen, Komen en Vloesberg en Malmedy-Waimes in de Franse gemeenschap, deze laatste met Duitstalige faciliteiten; Negen Duitstalige gemeenten met Franstalige faciliteiten, waaronder Sankt Vith en Eupen; Bever, Herstappe, Mesen, Ronse, Spiere-Helkijn en Voeren in de Vlaamse Gemeenschap; Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, St-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem in de Vlaamse Gemeenschap rondom Brussel). Tenslotte bestaat er nog een transregionaal kies- en gerechtelijk, tweetalig arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde waartoe 33 in theorie “Vlaamse” gemeenten, één entiteit vormen met de negentien tweetalige gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Artificiële staten
De “Times”-redacteur definieert de volgende Europese staten als “artificieel”:
-De Sovjetunie
-Joegoslavië
-Tsjechoslovakije
Wat nu, hebben deze drie staten gemeenschappelijk?
1) In hun finaliteit: ze zijn alle drie verdwenen, resp. In 1991, gedurende de jaren negentig en in 1992
2) Naar hun ontstaan toe vertonen Joegoslavië (oprichting: 1919 als het Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen) en Tsjechoslovakije (oprichting: 1918 als autonome republiek) markante gelijkenissen. Zij ontstonden toen Oostenrijk-Hongarije bij de verdragen van Trianon en St-Germain-en Laye, de tegenhangers van het verdrag van Versailles van de kaart geveegd werd na WO I. De Amerikaanse president Wilson had aangekondigd dat –voor de verliezers- het zelfbeschikkingsrecht der volkeren zou toegepast worden.
a) Zo ontstond Joegoslavië door de samenvoeging van de bestaande staten Servië en Montenegro (beide aan de zijde van de overwinnaars van WO I) met de Oostenrijke gebieden Slovenië, Kroatië en Bosnië-Hercegovina.
b) Tsjechoslovakije op haar beurt ontstond door een samenvoeging van de Habsburgse Kroonlanden (aanhechting bij Keizerrijk: 1526) Bohemen –deel van het Duitstalige deel van de Dubbelmonarchie en Moravië, deel van de Hongaarse entiteit van de Dubbelmonarchie. We spreken van “Dubbelmonarchie” omdat in 1867 het unitaire Oostenrijkse Keizerrijk zich had omgevormd tot een Keizerrijk Oostenrijk en een Koninkrijk Hongarije die onder één Kroon geregeerd werden. Aangelegenheden als Buitenlandse Zaken, de Munt, het Leger enz. behoorden de (con)federatie toe, terwijl de deelgebieden –Oostenrijk en Hongarije- over ruime, interne bevoegdheden beschikten. Zoals bovenstaande kaart aantoont ging het Oostenrijke Galicië en het Hongaarse Transsylvanië naar respectievelijk de (nieuwgevormde staat) Polen en naar Roemenië. Ook Italië, een andere overwinnaar werd met gebiedswinst gecompenseerd (het nog steeds fel omstreden Zuid-Tirol). Ten slotte ontstonden er nog twee rompstaten: de republieken Oostenrijk en Hongarije. Waarom nu worden noch Italië, noch Hongarije, Polen of Roemenië, artificiële staten genoemd? We komen hier later op terug.
c) De Sovjetunie werd gradueel vervangen tegen het einde van het communistische tijdperk – 1989-1992- door een vijftiental nieuwe staten (gekleurd op de kaart) die allen gemeenschappelijk hadden dat ze deel uitmaakten van de Socialistische republiek, die op haar beurt het eeuwenlang opgebouwde territorium van het Tsaristische Rusland (minus Finland en Russisch Polen vanaf 1917) omvatte.
3) Naar hun staatsorganisatie toe:
a) deze drie landen waren op geen enkel ogenblik in hun bestaan democratieën –uitzondering dient gemaakt te worden voor Tsjechoslovakije tussen 1918 en 1939. Van 1917∕8 tot 1939 waren deze staten autocratische koninkrijken of socialistische totalitaire landen. Dit was evenwel ook het geval voor alle andere Oost-Europese landen. Vanaf 1939 tot ca. 1990 vielen zij onder fascistisch, respectievelijk communistisch bestuur.
b) Deze drie staten waren (nominale) federaties, samengehouden door de centralistische communistische partij in Belgrado, Moskou of Praag.
c) Deze drie staten verenigden verscheidene godsdienst- en taalgroepen, die soms gedurende honderden jaren –zoals in Joegoslavië- gescheiden geleefd hadden.
Laten we even kijken of deze criteria op België van toepassing zijn.
1) België bestaat 175 jaar en is daarmee één van de oudste staten van Europa (ouder dan Polen, Duitsland, Italië, Ierland, Roemenië enz.)
2) België ontstond door een sociale en liberale opstand in één van de drie revolutiegolven van de 19de eeuw. Het werd onmiddellijk erkend door de grootmachten. Het is geen staat die zuiver aan de onderhandelingstafel gecreëerd is, zoals Tsjechoslovakije of Joegoslavië. De territoria die vandaag België vormen zijn politiek en economisch verbonden geweest sedert 1430- op Luik-Limburg na die pas tijdens de Franse revolutie in de Zuidelijke Nederlanden geïntegreerd werden. Nooit liep er een politieke grens tussen wat vandaag “Vlaanderen” en “Wallonië” is. Laten we wel wezen, deze politieke grens bestaat gedurende 15% van de Belgische staatsgeschiedenis en 3% van de eeuwenlange voorgeschiedenis. België is tenslotte ook geen opvolger van een imperium, zoals de Sovjetunie dat was van Tsaristisch Rusland, maar heeft zich –integendeel- losgemaakt uit een grootmacht.
3) Wat de staatsorganisatie betreft:
a) België is als één van de enige landen van Europa 175 jaar lang een democratie. Enkel tweemaal werd dit onderbroken door de Duitse bezetting in de twee Wereldoorlogen. Sedert 1873 werd België geleidelijk aan ook omgevormd tot een meertalige democratie, iets waar men vandaag bijvoorbeeld in de VSA nog moet aan beginnen.
b) Tot 1980 was België een democratische unitaire staat, die niet in de greep zat van een eenpartijsysteem, zoals voornoemde landen.
c) België verenigt inderdaad verscheidende taalgroepen, het feit dat België echter meerdere taalgroepen omvat is echter niets uitzonderlijks. Alle staten in Europa, op Portugal en Ijsland na, zijn meertalig.
Toch laat deze laatste vaststelling ons toe om tot een beter begrip te komen van wat men verstaat onder het nonsensicaal begrip “kunstmatige staat”.
1) Wat is een staat? Een staat is de door een geordend gezag geregeerde volksgemeenschap, beschouwd als een lichaam en als een rechtspersoon. België is dus een staat, met een Parlement die de uitdrukking is van de soevereine volkswil (art. 33 GW). België is ook internationaal erkend en lid van verscheidene internationale organisaties, waar het dan nog vaak aan de bakermat van lag (EU,NAVO…).
2) Wat is een kunstmatige staat? Een kunstmatige staat is een staat die door mensen gecreeërd is, en niet door de natuur (of door God).
Gezien alle staten geschapen zijn door mensen –door huwelijkspolitiek, oorlogen, gebiedsruil, verdragen, conferenties, veroveringen, epuraties enz. – valt dus logischerwijs te concluderen dat àlle staten kunstmatig zijn. Een natuurlijke staat, een door God gewilde staat is geen wetenschappelijk-logisch gegeven.
Toch duidt dit begrip op iets anders, met name op de volksnationalistische wereldbeschouwing, waarvan het een uitdrukking is: de wereld is geen samenraapsel van mensen, maar wel van staten die teneinde “natuurlijk” te zijn, naadloos moeten samenvallen met taal- en cultuurgrenzen. Dit adagium werd ook door het 19de eeuwse België gebruikt en door de toenmalige Vlaamse Beweging, die de gelijkberechtiging van het Nederlands eiste, bestreden.
Paradoxaal genoeg eisen (Vlaams-)nationalisten dus nu zélf wat ze decennialang bestreden hebben: het in leven roepen van een eentalige, cultuurhomogene eenheidsstaat. Het zijn, mutatis mutandis, dus niet de verdedigers van het meertalige België die terugwillen naar de 19de eeuw, maar integendeel wel de Vlaams- en de Waals-nationalisten.
Staten die men omschrijft als “artificieel” zijn staten die én meertalig of multiconfessioneel zijn én waarbij
a) twee taalgroepen ongeveer even groot zijn in aantal (zoals in België)
b) Verschillende religies samenleven (ex-Joegoslavië, Libanon) en elk een aanzienlijk deel van de bevolking als lid van hun confessie hebben
c) Staten die omwille van hun opbouw expliciet multinationaal van karakter zijn of waren (de Sovjetunie, onderverdeeld in “nationale” deelstaten)
d) Staten waarbij het de som van de taalkundig of religieus samenstellende delen bestaat uit economisch onderscheiden onderdelen die –grosso modo- sociaal-economisch (grote) verschillen vertonen (bijvoorbeeld Tsjechoslovakije)
e) Meertalige of multiconfessionele staten die (“recent”) tot stand zijn gekomen na een hertekening van de landkaart en bipolair van aard zijn (geworden) (bijvoorbeeld: België)
Wanneer we deze definitie in acht nemen wordt één en ander duidelijk:
a) Zwitserland is dus “geen artificiële” staat, maar een “natuurlijke” staat waarin verschillende taalgroepen “vrijwillig” een confederatie, resp. Federatie gevormd hebben
b) Duitsland is geen artificiële staat – hoewel Beierse separatisten het anders zullen zeggen- omdat de eenheid in taal het verschil in religie (protestants versus katholiek) overstijgt én omdat de sociaal-economische O-W breuklijn niet samenvalt met een confessionele breuklijn (die verloopt N-Z)
c) Zwitserland is niet multinationaal opgebouwd, Zuid-Afrika (waar alle provincies meertalig zijn) ook niet. België, vooral met haar Gemeenschappen, daarentegen, wel.
d) Het Noorden en het Zuiden van België verschillen grosso modo (stedelijk versus ruraal-industrieel). Deze breuklijn valt her en der samen met de taalgrens. Noord-Italië verschilt ook van Zuid-Italië, maar de eenheid in taal overstijgt dit (behalve in Süd-Tirol, waar dan ook de meeste problemen zijn).
e) Zwitserland is niet “recent” tot stand gekomen na een hertekening van de landkaart maar is al honderden jaren een (con)federatie.
Besluit
Wanneer men spreekt over artificiële staten neemt men niét de ouderdom, de democratische structuur en duurzaamheid als maatstaf. Op de keper beschouwt interesseert het de nationalisten die hierover spreken ook niet hoé de staat tot stand is gekomen (Polen is veel arbitrairder tot stand gekomen dan België en is dan nog eens vele malen van plaats op de landkaart verschoven). Het gaat hem eigenlijk zelfs niet om de interne opbouw qua meertaligheid of multiconfessionaliteit (alle staten zijn min of meer meertalig of multiconfessioneel).
Roemenië ontstond na de Vrede van Parijs (1856) die de Krimoorlog beëindigde uit een samenvoeging van de Donauvorstendommen, losgeweekt uit het Ottomaanse Rijk: Moldavië en Wallachije. In 1918 verkreeg dit land ook nog Transylvannië, via de onderhandelingstafel weggesneden uit de Donaumonarchie (cf. kaart supra). Roemenië is pas sedert 15 jaar min of meer democratisch, was tevoor autocratisch of socialistisch. Het is bovendien een staat die jonger is dan België. Er leven religieuze minderheden en taalkundige groepen als Magyaren naast de Roemenen. Toch noemt niemand Roemenië een kunstmatige staat.
Waarom niet? Welnu, in tegenstelling tot België, is een eenheidsstaat waarin één taal- en religieuze groep (dit laatste was trouwens nooit een factor van discrepantie in België) het gehele grondgebied overheersen. De minderheden bestaan maar zijn niet sterk genoeg opdat hun leiders secessionistische aspiraties zouden vertonen.
Natuurlijke staten, tot slot, zijn hoe dan ook een utopie (dystopie?) die theoretisch gewoonweg, we gaven het reeds aan, onmogelijk zijn. Het gaat hem enkel om het taalgebruik, niet om de werkelijkheid.