IL FAUT UN SEUL MINISTERE BELGE DU SPORT DANS LE CADRE D’UNE NOUVELLE BELGIQUE UNITAIRE
Malgré l’optimisme affiché par les médias sur les prestations des athlètes belges lors des Jeux Olympiques à Paris en juillet et août 2024 le constat est amer. Bien que dix médailles aient étées obtenues, la Belgique n’est terminée que sur la 25ième place dans le tableau des médailles. Environ 15 pays européens ont obtenu un meilleur résultat, y compris les Pays-Bas qui ont obtenu pas moins de 34 ( ! ) médailles. Par conséquent, le but que le Comité olympique belge (COIB) s’était fixé – 12 médailles – pour les Jeux de 2024 n’a pas été obtenu.
Le fait que les Pays-Bas aient obtenu plus de trois fois plus de médailles que la Belgique en dit long. La Belgique pouvait faire beaucoup mieux. En 1920, la Belgique unitaire a remporté 36 médailles (Jeux olympiques d’Anvers), dont 14 d’or.
En dehors du cyclisme, il n’y a que cinq médailles qui ont été obtenus
Cinq des dix médailles, dont deux médailles d’or, ont été obtenus dans le cyclisme.
Le fait que la Belgique n’ait obtenu que cinq médailles dans tous les autres sports confondus, dont seulement une médaille d’or et une d’argent, est en effet honteux. Cette médaille d’or a d’ailleurs été remportée par la Namuroise Nafi Thiam, qui s’est fait voler en 2013 le record du monde du pentathlon junior parce qu’il n’y avait pas de contrôleur antidopage de la communauté « flamande» à Gand et qu’un contrôleur francophone présent n’était pas autorisé à effectuer des contrôles sur le territoire dit « flamand ». Il s’agit là d’une décision désastreuse d’un ministre des sports « flamand» qui est totalement inutile et même nuisible, Philippe Muyters (N-VA).
La sottise du système fédéraliste
Depuis 1980, le sport est en effet une compétence communautaire. Cette scission n’a jamais été justifiée. Après la « sixième » réforme de l’État, la région bruxelloise est également devenue responsable des infrastructures sportives. C’est ainsi que la Belgique compte aujourd’hui pas moins de sept ( ! ) ministres des sports, mais pas un seul ministre national.
Les ministres de ces entités redondantes et inconstitutionnelles n’ont manifestement aucun intérêt à ce que la Belgique obtienne des médailles.
Il est d’ailleurs scandaleux que cette information objective et importante soit dissimulée aux Belges. Tant la particratie que ses médias serviles sont coupables de cette tromperie collective.
Les causes de l’échec
S’il existait une médaille d’or pour l’absurdité d’un régime politique, elle serait sûrement remportée par la Belgique fédérale! Les ministres flamingants et wallingants sont les opposés absolus de nos athlètes performants: les premiers sont inutiles, voire nuisibles, tandis que les seconds sont une source de fierté nationale.
Selon le B.U.B., les causes de ce nouvel échec olympique sont les suivantes:
– Un éparpillement nocif des moyens sportifs entre les trois régions et communautés, qui existe déjà depuis 40 ans et qui donne aucun résultat positif. La répartition inutile des ressources pour le sport joue en défaveur des petits sports. Cela explique pourquoi huit médailles sur dix ont été obtenues en cyclisme et en athlétisme.
– Les scissions systématiques et forcées de toutes les organisations sportives belges pour des raisons purement financières, mais motivées par des motifs nationalistes dans le chef des autorités des soi-disant “entités fédérées”;
– Le découragement de la fierté nationale des athlètes belges en raison du comportement outrageusement anti-belge des politiciens représentant la Belgique.
La politique sportive « belge » est en tout cas un beau reflet du caractère absurde du fédéralisme linguistique dont l’ensemble de la particratie dirigeante est entièrement responsable.
Dès lors, nous nous posons la question de l’utilité de tous ces ministres du sport parce que malgré les budgets énormes qui sont mis à leur disposition, leur politique sportive est catastrophique. Ils devraient donc démissionner sur le champ. Plus fondamentalement, il importe de constater l’absurdité de sept ministres du sport pour un petit pays comme la Belgique. Cela ne fait que diminuer la synergie et mène à un gaspillage de moyens et d’expertise. Dans aucun pays au monde – les pays fédéraux inclus – le sport est d’ailleurs une compétence des “entités fédérées”. Si notre système fédéral était vraiment exemplaire, comme beaucoup osent encore le prétendre sans vergogne, pourquoi n’est-il repris par aucun autre pays? Et si les entités fédérées auraient développées une recette pour obtenir de nombreuses médailles (ce qui n’est pas le cas), qu’attendons-nous pour mettre en œuvre cette politique au niveau belge ?
Le B.U.B. plaide évidemment en faveur d’une politique nationale du sport, avec un seul ministre en charge. Mais pour cela, il faut une Belgique unitaire avec un seul gouvernement et un seul parlement.
ER IS NOOD AAN EEN ENKEL, BELGISCH MINISTERIE VAN SPORT IN HET KADER VAN EEN NIEUW, UNITAIR BELGIË
Ondanks het optimisme van de media over de prestaties van de Belgische atleten op de Olympische Spelen in Parijs van juli en augustus 2024, is de balans matig. Er werden weliswaar 10 medailles gehaald, maar België eindigde slechts op de 25ste plaats in de medailletabel. Het moet daarbij ongeveer 15 Europese landen laten voorgaan, waaronder Nederland dat liefst 34 ( ! ) medailles behaalde. Het doel van twaalf medailles, dat het Belgisch Olympisch comité (BOIC) voor de Spelen van 2024 vooropstelde, werd niet gehaald.
Dat Nederland méér dan driemaal zoveel medailles haalde als België, zegt alles. België kan veel beter. In 1920 behaalde het unitaire België 36 medailles (Olympische Spelen van Antwerpen), waaronder 14 gouden.
Slechts vijf medailles werden behaald buiten het wielrennen
Van de tien Belgische medailles werden er dan nog vijf – waaronder twee gouden – in het wielrennen behaald.
Dat België in alle andere sporten samen slechts vijf medailles haalde, waaronder maar een gouden en een zilveren, is in feite beschamend. Die gouden medaille werd overigens behaald door de Naamse Nafi Thiam, die zich in 2013 een wereldrecord op de vijfkamp bij de junioren ontstolen zag omdat er in Gent geen dopingcontroleur van de ‘Vlaamse’ gemeenschap aanwezig was en een aanwezige Franstalige controleur niet op het zogenaamde ‘Vlaams’ grondgebied mocht controleren. Dat was een rampzalige beslissing van een geheel nutteloze en zelfs schadelijke “Vlaams” minister van Sport, Philippe Muyters (N-VA).
Het waanzinnige, federalistische systeem
Sedert 1980 is sport inderdaad een gemeenschapsbevoegdheid. Nooit is een reden voor deze splitsing opgegeven. Na de ‘zesde’ staatshervorming werd ook het Brussels gewest bevoegd voor de sportinfrastructuren. Zo komt het dat België vandaag niet minder dan zeven ( ! ) ministers van sport telt, maar geen enkele nationale.
Die ministers van die overbodige en ongrondwettelijke entiteiten hebben er uiteraard geen enkele baat bij dat België medailles haalt.
Het is overigens schandalig dat deze objectieve en belangrijke informatie gewoonweg aan de Belgen verzwegen wordt. Zowel de particratie als haar slaafse media zijn verantwoordelijk voor dit collectief bedrog.
Als er een gouden medaille zou bestaan voor de absurditeit van een politiek regime zou die zonder twijfel door het federale België behaald worden. De flamingantische en wallingantische ministers zijn de absolute tegenpolen van onze succesvolle atleten: de eersten zijn nutteloos en zelfs schadelijk terwijl de anderen een bron van nationale trots zijn.
De oorzaken van het falen
Volgens de B.U.B. zijn de oorzaken van dit olympisch falen de volgende:
– Een schadelijke versnippering van de sportmiddelen tussen de deelgebieden, wat een gevolg is van het federalisme dat nu al meer dan 40 jaar bestaat en geen enkel positief resultaat oplevert. De nutteloze verdeling van de middelen voor sport, speelt in het nadeel van kleinere sporten. Dat verklaart het feit waarom acht van de tien medailles in wielrennen en atletiek behaald werden.
– De systematische en gedwongen splitsingen van alle Belgische sportorganisaties om zuiver financiële redenen, maar gemotiveerd door nationalistische motieven vanuit de overheden van de zogenaamde ‘deelgebieden’;
– Het ontmoedigen van nationale fierheid van de Belgische atleten wegens het schandalige anti-Belgische gedrag van de politici die België vertegenwoordigen.
De “Belgische” sportpolitiek is alleszins een mooie afspiegeling van het absurde karakter van het taalfederalisme waarvoor de gehele heersende particratie volledig verantwoordelijk is.
Vandaar vragen wij ons af wat het nut is van al die bevoegde ministers van sport. Want ondanks de enorme budgetten die hun ter beschikking worden gesteld, is hun sportbeleid een catastrofe. Deze nietsnutten zouden dus op staande voet ontslag moeten nemen.
Meer ten gronde is het belangrijk om de volkomen onzin vast te stellen van het hebben van zeven ministers van sport voor een klein land als België. Dit verzwakt alleen maar de synergie en zogt voor een verspilling van middelen en expertise.
In geen enkel ander land ter wereld – ook niet in federale landen – is sport trouwens een materie van de “deelstaten”. Als ons federaal systeem dan toch zo’n voorbeeld is, wat velen nog steeds zonder schroom durven beweren, waarom neemt geen enkel land het dan over? En als de deelgebieden een recept zouden ontwikkeld hebben om veel medailles te behalen (wat niet het geval is), waar wachten we dan nog op om dit beleid op Belgisch niveau te implementeren?
De B.U.B. pleit uiteraard voor een nationale sportpolitiek, met slechts één bevoegde minister.Maar daarvoor is een unitair België met één enkele regering en één enkel parlement nodig.
ES BEDARF EINES EINZIGEN BELGISCHEN SPORTMINISTERIUMS ALS TEIL EINES NEUEN, UNITARISCHES BELGIENS
Trotz des Optimismus der Medien in Bezug auf die Leistungen der belgischen Athleten bei den Olympischen Spielen in Paris im Juli und August 2024 ist die Bilanz schlecht. Obwohl 10 Medaillen errungen wurden, belegte Belgien im Medaillenspiegel nur Platz 25. Dabei musste es etwa 15 europäische Länder hinter sich lassen, darunter die Niederlande, die nicht weniger als 34 ( ! ) Medaillen errangen. Das vom Belgischen Olympischen Komitee (BOIC) für die Spiele 2024 gesteckte Ziel von 12 Medaillen wurde nicht erreicht.
Die Tatsache, dass die Niederlande mehr als dreimal so viele Medaillen gewonnen haben wie Belgien, sagt alles. Belgien könnte viel besser abschneiden. Im Jahr 1920 gewann das einheitliche Belgien 36 Medaillen (Olympische Spiele von Antwerpen), darunter 14 goldene.
Nur fünf Medaillen wurden außerhalb des Radsports gewonnen
Von den 10 belgischen Medaillen wurden fünf – darunter zwei goldene – im Radsport gewonnen.
Dass Belgien in allen anderen Sportarten zusammen nur fünf Medaillen gewonnen hat, darunter nur eine Gold- und eine Silbermedaille, ist in der Tat beschämend. Diese Goldmedaille wurde übrigens von Nafi Thiam aus Namur gewonnen, der 2013 der Weltrekord im Fünfkampf der Juniorinnen gestohlen wurde, weil kein Dopingkontrolleur aus der „flämischen“ Gemeinschaft in Gent anwesend war und ein französischsprachiger Kontrolleur nicht auf „flämischem“ Gebiet kontrollieren durfte. Dies war eine katastrophale Entscheidung eines völlig nutzlosen und sogar schädlichen „flämischen“ Sportministers, Philippe Muyters (N-VA).
Das verrückte föderalistische System
Seit 1980 ist der Sport in der Tat eine Gemeinschaftskompetenz. Es wurde nie ein Grund für diese Aufteilung genannt. Nach der „sechsten“ Staatsreform wurde die Region Brüssel auch für die Sportinfrastrukturen zuständig. So kommt es, dass Belgien heute nicht weniger als sieben ( ! ) Sportminister hat, aber keinen einzigen nationalen.
Die Minister dieser überflüssigen und verfassungswidrigen Einrichtungen haben offensichtlich keinerlei Interesse daran, dass Belgien Medaillen gewinnt.
Übrigens ist es ein Skandal, dass diese objektive und wichtige Information den Belgiern einfach vorenthalten wird. Verantwortlich für diese kollektive Täuschung sind sowohl die Partikratie als auch ihre sklavischen Medien.
Wenn es eine Goldmedaille für die Absurdität eines politischen Regimes gäbe, würde sie zweifelsohne vom föderalen Belgien gewonnen. Flamingantische und wallingantische Minister sind das absolute Gegenteil unserer erfolgreichen Sportler: Erstere sind nutzlos und sogar schädlich, während letztere eine Quelle des nationalen Stolzes sind.
Die Ursachen des Scheiterns
Nach Ansicht des B.U.B. liegen die Ursachen für das olympische Scheitern in folgenden Punkten:
– Eine schädliche Aufsplitterung der Sportressourcen auf die Teilregionen, die eine Folge des seit über 40 Jahren bestehenden Föderalismus ist und keine positiven Ergebnisse bringt. Die sinnlose Verteilung der Mittel für den Sport zum Nachteil der kleineren Sportarten. Dies erklärt, warum acht von zehn Medaillen im Radsport und in der Leichtathletik errungen wurden;
– Die systematische und erzwungene Aufspaltung aller belgischen Sportorganisationen aus rein finanziellen Gründen, aber motiviert durch nationalistische Motive der Regierungen der so genannten „Teilgebieten“;
– Die Entmutigung des Nationalstolzes der belgischen Sportler aufgrund des skandalösen antibelgischen Verhaltens der Politiker, die Belgien vertreten.
Die „belgische“ Sportpolitik ist auf jeden Fall ein schönes Spiegelbild des absurden Charakters des Sprachföderalismus, für den die gesamte Partikratie voll verantwortlich ist.
Da fragt man sich, wozu all die kompetenten Sportminister gut sein sollen. Denn trotz der riesigen Budgets, die ihnen zur Verfügung gestellt werden, ist ihre Sportpolitik eine Katastrophe. Daher sollten diese Taugenichtse mit sofortiger Wirkung zurücktreten.
Ganz grundsätzlich muss festgestellt werden, dass es völlig unsinnig ist, in einem kleinen Land wie Belgien sieben Sportminister zu haben. Dies schwächt nur die Synergie und führt zu einer Verschwendung von Ressourcen und Fachwissen.
Außerdem ist der Sport in keinem anderen Land der Welt – auch nicht in föderalen Ländern – eine Angelegenheit der “Teilgebieten”. Wenn also unser föderales System ein solches Modell ist, was viele immer noch ohne Zögern zu behaupten wagen, warum übernimmt es dann kein Land? Und wenn die föderalen Gebiete ein Rezept entwickelt hätten, um viele Medaillen zu gewinnen (was nicht der Fall ist), worauf warten wir dann noch, um diese Politik auf belgischer Ebene umzusetzen?
Die B.U.B. befürwortet offensichtlich eine nationale Sportpolitik mit nur einem zuständigen Minister. Dies setzt jedoch ein einheitliches Belgien mit einer einzigen Regierung und einem einzigen Parlament voraus.
