photo – foto: wikipedia
LE SENAT DOIT REPRESENTER LES PROVINCES
Le 23 novembre 2019, il a été annoncé que l’informateur royal, Paul Magnette (PS), souhaite, à l’instar de la N-VA et du VB, abolir le Sénat. Dans sa note, il suggère de miser sur de “nouvelles formes de démocratie participative” et non plus sur le Sénat. Cette abolition se trouve au chapitre concernant “l’organisation plus efficace” des autorités. Tout comme la “réforme de l’Etat”, il s’agit d’un langage codé pour le démantèlement de l’Etat. Celui qui défend aujourd’hui la suppression du Sénat, défendra demain celle de la Chambre et donc de la Belgique.
photo-foto: wikipedia
Le B.U.B. souhaite réfuter quelques mensonges populistes à cet égard.
1) Il est impossible de supprimer le Sénat pendant cette législature pour la simple raison que les articles de la Constitution qui le rendent possible n’ont pas été déclarés révisables. L’informateur aurait donc pu ménager ses efforts.
2) Un argument qui est souvent utilisé en faveur de l’abolition du Sénat est que les frais s’élèveraient jusqu’à 40 millions d’euros par an. Or, 21 millions d’euros de cette somme sont relatifs à des frais de personnel. Par ailleurs, le Sénat soutient des organisations internationales et la presse nationale. Il prend aussi à charge les frais d’entretien du Palais de la Nation. Ces tâches coûtent 25 millions d’euros. Cependant, ces derniers frais continueront à exister, indépendamment de l’existence du Sénat. Le reste des frais sont les pensions et, comme souligné par le Sénateur Bert Anciaux, le soutien aux partis politiques. “Ces partis politiques qui parlent tant de l’abolition du Sénat gagnent pas mal d’argent grâce à cette assemblée. Il s’agit de 8,1 millions d’euros pour le personnel politique et de 3 millions de soutien financier (…) On peut facilement économiser 11,1 millions d’euros sans nuire au fonctionnement du Sénat” (www.bertanciaux.be). Evidemment, les particrates ne souhaitent pas toucher aux subventions abondantes au profit de leurs clubs privés. Ils préfèrent abolir les bonnes institutions belges.
3) En 2010-2011, le PS de Magnette a dédié 600 jours à la “réforme” du Sénat dans le cadre de la sixième “réforme de l’Etat”. Quelle fut l’utilité de cette réforme pour laquelle aucun effort n’a été ménagé lorsqu’on veut supprimer l’institution cinq ans après la première session de ce nouveau Sénat? Les particrates ont donc une fois de plus trompé les citoyens.
4) Excepté les 10 Sénateurs cooptés, il n’y aura pas un politicien de moins en Belgique après l’abolition du Sénat. La raison est claire: les Sénateurs siègent à temps plein dans les parlements des communautés et des régions. Ils sont nommés par ces parlements. Bref, une abolition du Sénat ne diminuera ni le nombre de politiciens ni le nombre de parlements en Belgique puisque le Sénat est un composant du parlement fédéral.
5) Les entités fédérées ont, par l’intermédiaire du Sénat actuel, une influence sur la politique “fédérale”, notamment sur les révisions de la Constitution, l’organisation des cours et des tribunaux et les lois relatives au conseil d’Etat. Celui qui entend abolir le Sénat, veut donc diminuer le pouvoir des entités fédérées. Cela doit quand même sembler parfaitement illogique pour la particratie. Sans doute il faut, le cas échéant, créer une nouvelle institution, visant à rendre possible la participation des entités fédérées à des aspects la politique fédérale. De plus, Magnette souhaite déjà créer une nouvelle institution composée de simples citoyens en lieu et place du Sénat. L’argument pour abolir le Sénat est ainsi encore plus faible.
Le B.U.B. souhaite abolir tous les parlements et gouvernements régionaux et communautaires en Belgique. Cela pourrait se faire grâce à une consultation populaire sur le fédéralisme. Magnette serait-il en faveur de cette participation citoyenne ou s’agit-il d’un instrument trop démocratique pour lui ? Un système bicaméral doit être maintenu pour la simple raison que celui-ci augmente la démocratie et la qualité du travail législatif. Qui plus est, le Sénat peut garantir aux différentes provinces de la Belgique une représentation fixe, comme c’était le cas avant la réforme de 1993.
DE SENAAT DIENT DE PROVINCIES TE VERTEGENWOORDIGEN
Op 23 november 2019 werd bekend gemaakt dat koninklijk informateur Magnette (PS), in navolging van de N-VA en het VB, de Senaat wil afschaffen. In zijn nota suggereert hij om in plaats van de Senaat in te zetten op nieuwe vormen van “participatieve democratie’’. Die afschaffing staat in het hoofdstuk rond het “efficiënter organiseren’’ van de overheid. Net als ‘’staatshervorming’’ is dat codetaal voor de ontmanteling van de staat. Wie vandaag pleit voor de afschaffing van de Senaat, pleit morgen voor die van de Kamer en dus van België.
De B.U.B. wil hieromtrent wat populistische leugens weerleggen.
1) De Senaat kan tijdens deze legislatuur helemaal niet afgeschaft worden om de eenvoudige reden dat de grondwetsartikelen die dat mogelijk maken niet voor herziening vatbaar verklaard zijn. De informateur had zich dus de moeite kunnen besparen.
2) Een veel gebruikt argument om de Senaat af te schaffen, is de kost die tot 40 miljoen euro per jaar zou bedragen. Welnu, 21 miljoen hiervan zijn personeelskosten. De Senaat ondersteunt internationale organisaties en de nationale pers. En dan zijn er ook nog de onderhoudskosten van het Paleis der Natie. Het gaat voor die taken om 25 miljoen euro. Maar die laatste kosten blijven bestaan of de Senaat nu bestaat of niet. De rest van de kosten zijn pensioenen en, zoals Senator Bert Anciaux aanstipt, steun aan politieke partijen. “Die politieke partijen die de mond vol hebben over het afschaffen van de Senaat verdienen stevig aan die Senaat. Het gaat over 8,1 miljoen euro aan politiek personeel en 3 miljoen euro aan financiële ondersteuning. (…) Men kan gerust 11,1 mio euro besparen zonder de werking van de Senaat te schaden’’ (www.bertanciaux.be). Maar voor de particraten is de afschaffing van de rijkelijke subsidies van hun privéclubs natuurlijk onbespreekbaar. Ze schaffen liever degelijke Belgische instellingen af.
3) In 2010-2011 heeft de PS van Magnette 600 dagen gespendeerd om de Senaat te ‘’hervormen’’ in het kader van de zesde ‘’staatshervorming’’. Wat was het nut van die hervorming waarvoor men zich kosten nog moeite getroostte, wanneer men vijf jaar na de eerste zitting van die nieuwe Senaat de instelling wil afschaffen? Een te meer hebben de particraten dus de burgers bedrogen.
4) Op de 10 gecoöpteerde Senatoren na, zal er geen enkele politicus minder zijn in België indien de Senaat afgeschaft wordt. De reden is duidelijk: de Senatoren zetelen voltijds in de parlementen van de gemeenschappen en de gewesten. Ze worden door de parlementen van die deelgebieden aangeduid. Kortom, een afschaffing van de Senaat zal noch het aantal politici, noch het aantal parlementen in België verminderen, aangezien de Senaat zelf onderdeel van het federaal parlement is.
5) Via de huidige Senaat hebben de deelstaten invloed op het “federale” bereid, bijvoorbeeld op de grondwetsherzieningen, de organisatie van hoven en rechtbanken en wetten op de raad van state. Wie de Senaat wil afschaffen, wil dus de macht van de deelstaten verminderen. Dat moet voor de particratie toch volkomen onlogisch klinken. Bovendien dient, in de gegeven omstandigheden, een nieuwe instelling in het leven geroepen te worden om de deelname van de deelstaten aan aspecten van de “federale” politiek te garanderen. Daarbij komt nog dat Magnette al een nieuwe door gewone burgers samengestelde instelling wil creëren die de plaats van de Senaat zal innemen. Daardoor is het argument om de Senaat af te schaffen nog zwakker.
De B.U.B. pleit voor een afschaffing van alle regionale en communautaire parlementen en regeringen in België. Dit kan na een referendum over het voortbestaan van het federalisme. Zou Magnette voor die burgerparticipatie zijn of is dat een beetje te democratisch ? Een tweekamerstelsel blijft natuurlijk behouden, om de eenvoudige reden dat het de democratie en de kwaliteit van het wetgevend werk verhoogt. Bovendien kan de Senaat de verschillende provincies van België een vaste vertegenwoordiging garanderen, zoals het vóór de hervorming van 1993 het geval was.
