FEDERALISME STUURT BRABANTSE MOBILITEIT IN DE WAR
De directeur generaal van de openbare Brusselse vervoersmaatschappij MIVB, Alain Flausch, heeft op 2 december 2009 op een conferentie over mobiliteit in Brussel verklaard dat een goede mobiliteitspolitiek in en rond Brussel (dus in Brabant) onmogelijk is geworden door de institutionele complexiteit.
We wisten het al: niet alleen is het taalfederalisme ingewikkeld, duur (10 miljard euro per jaar), discriminerend, antidemocratisch, maar ook inefficiënt. Zo inefficiënt dat een degelijk openbaar vervoer in en rond Brussel – het economisch hart van België en woonplaats van 2 miljoen mensen – sterk bemoeilijkt wordt. Zo spreekt men al decennia van het GEN-netwerk in Brabant dat het openbaar vervoer voor de vele dagelijkse pendelaars vlotter moet doen verlopen. Maar er komt quasi niets van terecht. Een voorbeeld: enkele dagen geleden voerde De Lijn een nieuwe buslijn in tussen Zaventem en het centrum van Brussel. De MIVB werd niet eens geraadpleegd…
Er is geen coördinatie tussen de MIVB, De Lijn en de TEC in Brabant, daar waar hun lijnen het meest door elkaar lopen, laat staan dat hun middelen worden gedeeld en dit tot groot ongenoegen van de reizigers. De bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening van de vele gemeenten in en rond Brussel maakt de uitbouw van nieuwe bus-, tram- en metro-lijnen nog moeilijker. Zo hinkt Brussel steeds meer achter op andere grote steden als Parijs, Londen, Berlijn, Wenen, Munchen, Hamburg of Lyon.
Daarom pleit de B.U.B. voor een ééngemaakt openbaar vervoer in Brabant in het kader van een apart gewest of een nieuwe verenigde provincie. In de rest van België moet het openbaar vervoer ook provinciaal – d.w.z. dicht bij de burger – beheerd worden. Het kan dan door een nationaal overkoepelend orgaan gecoördineerd worden.
LA MOBILITE BRABANCONNE EN PANNE A CAUSE DU FEDERALISME
Le directeur général de la société de transports publics bruxelloise (STIB), Alain Flausch, a déclaré lors d’une conférence sur la mobilité à Bruxelles le 2 décembre 2009 qu’une politique de la mobilité efficace dans et autour de Bruxelles (donc dans le Brabant) est devenue impossible à cause de la complexité institutionnelle.
Nous le savions déjà : le fédéralisme linguistique n’est pas seulement compliqué, cher (10 milliards d’euros par an), discriminatoire, anti-démocratique, mais aussi inefficace. Tellement inefficace qu’un transport en commun à et autour de Bruxelles – le cœur économique de Belgique et le domicile de 2 millions de personnes – est gravement compromis. Ainsi, on parle déjà depuis des décennies d’un réseau RER dans le Brabant devant faire mieux fonctionner le transport en commun. Mais quasiment rien ne se fait. Un exemple : il y a quelques jours, De Lijn a établi une nouvelle ligne de bus entre Zaventem et le centre de Bruxelles tandis que la STIB n’a même pas été consultée…
Au grand mécontentement des voyageurs, il n’existe pas de coordination et certainement pas de mise en commun des moyens entre la STIB, De Lijn et le TEC dans le Brabant, là où leurs lignes se croisent le plus souvent. Les compétences en matière d’aménagement du territoire des nombreuses communes à et autour de Bruxelles rend la création de nouvelles lignes de bus, de tram et de métro encore plus difficile. Ainsi, Bruxelles se met de plus en plus en retard par rapport à d’autres grandes villes comme Paris, Londres, Berlin, Vienne, Munich, Hambourg ou Lyon.
Pour cette raison, le B.U.B. plaide pour un transport en commun unifié dans le Brabant dans le cadre d’une région séparée ou une nouvelle province unie. Dans le reste de la Belgique, le transport public doit aussi être géré au niveau provincial – donc près du citoyen. Il peut être coordonné par un organisme national.