INCOMPETENTE POLITICI EN NAÏEVE BEDRIJFSLEIDERS
Sinds begin mei 2016 wordt België getroffen door een staking van gevangeniscipiers, vooral in Brussel en het zuiden van het land. De stakers klagen over hun slechte arbeidsomstandigheden. In plaats van het dringend probleem te erkennen, maakt de particratie, en vooral de N-VA en de PS, er een spelletje tussen links en rechts van, erger nog tussen Nederlandstaligen en Franstaligen.
De B.U.B. klaagt sinds lang aan dat de particratie meer problemen creëert dan ze er oplost. Dit is niet anders tijdens de staking van de gevangeniscipiers, die haar oorzaak vindt in het nijpend tekort aan middelen van de “federale” instanties, zoals justitie en de gevangenissen. Het is nutteloos er een debat “links-rechts” van te maken of zelfs een conflict tussen zogezegde “Vlamingen” (sic) en “Walen (sic), zoals ondermeer de N-VA dat probeert te doen. Het probleem van de onderfinanciering van justitie is immers te serieus en te veralgemeend om het om te vormen in een kinderachtig politiek spelletje.
De investeringen in de gevangenissen waren de laatste jaren overigens omvangrijker in het noorden van het land dan in het zuiden als gevolg van het feit dat de ministers van justitie hoofdzakelijk Nederlandstalig en flamingantisch waren (met uitzondering van Onkelinx). In het noorden werden nieuwe gevangenissen gebouwd, zoals in Hasselt en Beveren, maar niet in Brussel en in het zuiden waar de gevangenissen versleten zijn. Het is dan ook logisch dat de kwestie urgenter in het zuiden van het land is. Dit is ook een schandalig gevolg van de splitsing van de politieke partijen en het federalisme: de politici denken alleen aan hun regiootje en hun herverkiezing.
De B.U.B. houdt niet op met te herhalen dat deze situatie onaanvaardbaar is. België moet opnieuw een democratie worden waar ook nieuwe partijen zich in de media kunnen uitdrukken en waar één centrale regering alle politieke en juridische domeinen behartigt zodat de politici niet meer voortdurend de verantwoordelijkheid in andermans schoenen kunnen schuiven.
In dit opzicht is de oproep van enkele managers, namelijk Johnny Thijs, Bernard Delvaux en Baudouin Meunier, aan eerste minister Charles Michel opdat deze alle niveaus van het “federale” België doet samenwerken in het kader van 5 grote werven (open brief van 18 mei 2016) lachwekkend wegens zijn kinderlijke naïviteit. Denken zij echt dat de eerste minister nog iets te zeggen heeft buiten de overblijvende federale bevoegdheden? Het lijkt ons dat deze bedrijfsleiders enkele staatshervormingen gemist hebben. En zelfs op federaal niveau dient de eerste minister rekening te houden met verschillende en uiteenlopende meningen van de partijen waaruit zijn regering is samengesteld.
Daaruit volgt noodzakelijkerwijze dat ook de bedrijfsleiders mee verantwoordelijk zijn voor de politieke impasse omdat ze geen kaas gegeten hebben van de werking van de “Belgische” politiek en instellingen. In plaats van koppig en blindelings elke terugkeer naar een unitair België te weigeren, zoals deze ondernemers dat doen, zouden ze de institutionele blokkering moeten begrijpen. Ze moeten niet heel het institutioneel raderwerk van het “federaal” België kennen (dat is overigens quasi onmogelijk voor een menselijk wezen), maar ze dienen te snappen dat de particratie en haar taalfederalisme de oorzaken van het politiek-communautaire probleem zijn en niet de oplossing. Zoniet worden die leiders even belachelijk als de particraten zelf.
DES POLITICIENS INCOMPETENTS ET DES DIRIGEANTS D’ENTREPRISE NAÏFS
Depuis début mai 2016, la Belgique est touchée par une grève des gardiens de prison, surtout à Bruxelles et dans le sud du pays. Les grévistes se plaignent de leurs mauvaises conditions de travail. Au lieu de reconnaître le problème urgent, la particratie, et surtout la N-VA et le PS en fait un petit jeu entre la gauche et la droite, pire entre néerlandophones et francophones.
Le B.U.B. dénonce depuis longtemps le fait que la particratie crée plus de problèmes qu’elle n’en résout. Il n’en va pas autrement lors de la grève des gardiens pénitentiaires, qui trouve sa cause dans le criant manque de moyens des instances « fédérales », comme la justice et les prisons. Il est inutile d’en faire un débat « gauche-droite », voire un conflit entre soi-disant « Flamands » (sic) et « Wallons » (sic), comme notamment la N-VA l’essaye de faire. Le problème du sous-financement de la justice est en effet trop sérieux et trop généralisé pour le transformer en gaminerie politicienne.
D’ailleurs, les investissements dans les prisons les dernières années ont été plus importants dans le nord du pays que dans le sud suite au fait que les ministres de la justice étaient majoritairement néerlandophones et flamingants (à l’exception d’Onkelinx). Dans le nord, de nouvelles prisons ont été construites, comme à Hasselt et Beveren, mais pas à Bruxelles et dans le sud où les prisons sont vétustes. Il est donc logique que la problématique est plus urgente au sud du pays. C’est également une conséquence scandaleuse de la scission des partis politiques et du fédéralisme : les politiciens ne pensent qu’à leur petite région et à leur réélection.
Le système politique belge (pour autant qu’on puisse encore l’appeler belge) est donc manifestement désastreux : il ne favorise en rien la résolution des problèmes et l’amélioration de la vie des citoyens, mais vise uniquement à servir les intérêts d’une petite particratie.
Le B.U.B. ne cesse de répéter que cette situation est inacceptable. La Belgique doit redevenir une démocratie où aussi de nouveaux partis peuvent s’exprimer dans les médias et où il y a un gouvernement central qui gère toutes les matières politiques et juridiques de sorte que les politiciens ne puissent plus continuellement se rejeter la responsabilité.
Dans cette perspective, l’appel de quelques managers, c’est-à-dire Johnny Thijs, Bernard Delvaux et Baudouin Meunier, adressé au premier ministre Charles Michel pour que celui-ci fasse coopérer tous les niveaux de la Belgique « fédérale » dans le cadre de 5 grands chantiers (lettre ouverte du 18 mai 2016) fait sourire par sa naïveté candide. Pensent-ils vraiment que le premier ministre a encore quelque chose à dire en dehors des compétences fédérales restantes ? Il nous semble que ces patrons d’entreprise ont loupé quelques réformes de l’Etat. Et même au niveau fédéral, le premier ministre doit tenir compte des opinions différentes et divergentes des partis qui composent son gouvernement.
Il s’ensuit fatalement qu’aussi les dirigeants d’entreprise belges sont coresponsables de l’impasse politique, tout simplement parce qu’ils ne comprennent pas grand-chose du fonctionnement de la politique et des institutions « belges ». Au lieu de refuser obstinément et aveuglément tout retour à la Belgique unitaire, comme ces trois entrepreneurs le font, ils devraient prendre conscience de la situation de blocage sur le plan institutionnel. Certes, ils ne doivent pas connaître tout le rouage institutionnel de la Belgique « fédérale » (c’est d’ailleurs pratiquement impossible pour un être humain), mais ils doivent comprendre que la particratie et son fédéralisme linguistique sont les causes du problème politico-communautaire et non sa solution. Sinon, ces dirigeants deviennent aussi ridicules que les particrates eux-mêmes.
